Voor je het weet, zijn woorden geen voertuig meer voor een vrije onbelemmerde expressie, maar gebeurt het omgekeerde. Je zit gevangen in het raamloze instituut waarin woorden makkelijk ontaarden. Dan zijn woorden begrenzers, fuiken, die niet openen, maar doden. Ze sluiten deuren, trekken schuttingen op en graven schuttersputjes. Voor je het weet vliegen de kogels je om de oren. Goede Dharmaleraren kennen de valkuilwerking van woorden en scherpen hun helderheid aan dit besef.
Als wij spreken wordt onze boodschap voor ca. twintig procent bepaald door de feitelijkheid van de woorden en voor ca. tachtig procent door non-verbale expressie. We hoeven niet te verdwalen in onze eigen woorden als we aandachtig durven vertrouwen op wat wij van nature zijn; alleen dan zenden we ‘vanzelf’ de goede signalen mee. Bij het ontvangen van gesproken informatie geldt dat evenzeer: aandachtig luisteren met vertrouwen in je natuurlijke luistervaardigheid opent ‘vanzelf’ de receptoren om te verstaan. Al valt het kwartje soms pas dagen of jaren later.
Bij geschreven woorden is dit misschien nog lastiger; het gevaar van fuikwerking en schuttersputjes is nòg groter. Je moet dus als het ware de non-verbale boodschap in de woordverpakking meegeven. Anders gaat het heel makkelijk mis tussen de auteur en de lezer(es). Daarom in schrijven moeilijk. Daarom is ook lezen moeilijk. Alleen als je je in beide gevallen de allergrootste zorg getroost op basis van welwillende onbevangenheid komt er van de transactie iets terecht.
Spreken, luisteren, schrijven, lezen – woorden kunnen dan meer dan woorden zijn, véél meer; ze kunnen openbreken, ruimte scheppen: helderheid, inzicht en compassie bevorderen…Zodat werkelijk terzake doende en bevrijdende communicatie ontstaat: van hart tot hart. In het stellige besef dat wij allen elkaars leraar zijn en dat er geen noordelijke en zuidelijke leraren bestaan.