how are you today
vraagt een kleine engel mij
en vliegt in mijn hart
Op zeker moment, we woonden inmiddels al even in Lampang, werd het tijd voor een tandartsbezoek. We hadden links en rechts al eens geïnformeerd naar een goede tandarts voor een halfjaarlijkse controle, en daar werd veelal met gefronste wenkbrauwen op gereageerd. Naar de tandarts voor ‘onderhoud’, zonder klachten? Een westers verdienmodel dus. Maar goed, innerlijke overtuigingen hebben nou eenmaal tijd nodig om plaats te maken voor óf nieuwe innerlijke overtuigingen, óf een leeg hoofd.
Dat laatste, daar waren we geloof ik nog niet aan toe, dus na pakweg een jaar in Thailand togen we naar een goed bekendstaande tandarts annex kaakchirurg. We konden meteen terecht bij Som, geen klanten vandaag, dus alle tijd. Ze sprak perfect Engels, altijd handig, en er ontstond meteen een geanimeerd gesprek over van alles en nog wat, nadat ze (ná de opgetrokken wenkbrauwen vanwege ‘geen klachten, alleen controle en schoonmaken) het mij en zichzelf gemakkelijk had gemaakt in de hypermoderne behandelkamer.
Ze ging er eens goed voor zitten. Voor dat gesprek. Al gauw kwamen we erachter dat ze vlak bij ons in de buurt woonde, met haar ouders, zoontje en nichtje. Ze was razend enthousiast over ons zelfgebouwd leemhuisje en zou het dolgraag aan haar moeder laten zien, want ze had namelijk een ‘supermom’. Supermom had een tiental jaren in het buitenland gewerkt om Som en haar broer in Bangkok te kunnen laten studeren, was óveral in geïnteresseerd, sprak heel goed Engels, kon eigenlijk zo’n beetje alles waar ze haar zinnen op zette en was de spil waar het gezin om draaide.
Enfin, natúúrlijk was supermom van harte welkom, en na anderhalf uur, waarvan een half uur voor een zeer zorgvuldige controle, had ik een bezoekafspraak met haar gemaakt voor diezelfde namiddag en was François aan de beurt. De tijd die zijn controle in beslag nam spendeerde ik in zo’n zalige, volautomatische massagestoel, die een programma van pakweg tien minuten afwerkte. Ik geloof dat ik een keer of drie op het ‘start again’ knopje heb gedrukt, en daarna weet ik het niet meer, want toen sliep ik.
Som en Supermom kwamen, allebei opgetogen en meteen enthousiast. Supermom stelde zich voor als Aranya. We raakten aan de praat, hadden een fijne klik en werden uitgenodigd voor een etentje bij de familie thuis. We móesten de rest van de familie leren kennen en het huis zien, en de tuin, en de appartementen-in-aanbouw, volledig door Aranya ontworpen en, zéér ongebruikelijk in Thailand, de materialenaankoop en de bouw werden minutieus door haar begeleid en gesuperviseerd. Aranya laat niets aan het toeval over en is glashelder in wat ze wil, en vooral niet wil.
Natúúrlijk gingen we graag op haar uitnodiging in en een dag of twee later togen we naar de residentie van het inmiddels gepensioneerde schoolhoofd waarmee Aranya getrouwd is. De door ons meegebrachte mozaïekschaal werd bewonderd en geprezen en ging meteen in een loei van een vitrinekast in de praalkamer. We mochten daar even zitten in de zware houten stoelen, prachtig versierd met zéér gedetailleerd houtsnijwerk dat de geschiedenis van de Hindoestaanse godheid Ganesha verbeeldde.
Er volgde een rondleiding door de rest van de praalkamer, waar een meterslange tafel de blikvanger was. Ook hier weer een rijkdom aan houtsnijwerk, waar we nauwelijks op uitgekeken raakten. De tafel, in reliëf gesneden en met een glazen tafelblad afgedekt, stelde het authentieke Thaise boeren- en buitenleven voor. Rijstvelden, boeren met een ossenspan ploegend in het veld, rijstwannende vrouwen, spelende kinderen, oma’s met grote zelfgedraaide sigaretten, te veel om op te noemen, maar ik weet nog dat ik dacht dat ik blij was dat ik veel van deze taferelen nog heb mogen zien tijdens onze Thailandreizen. En nog, als je een béétje van de gebaande paden afgaat en de landelijke dorpjes opzoekt kom je dit leven nog volop tegen, ook al ontbraken in het houten reliëf de electriciteitspalen en de tractortjes, zoals we die tegenwoordig overal zien.
Genoeg praalkamer. Het diner was bezorgd en door de dochter en de kleindochter opgediend dus we mochten naar de tafel in de keuken. Alles mooi en prachtig in zo’n praalkamer, maar de functie is pralen, en verder niet. Héél Thais, hebben we inmiddels geleerd: Als je het écht gemaakt hebt in dit land, dan laat je dat zonder enige terughoudendheid aan de wereld zien, het is tenslotte een bewijs van veel positief karma, en niemand die je dan scheef aankijkt. Althans niet en plein publique…
Na zo wat van mijn gebruikelijke zijwegen te hebben bewandeld kom ik al wat dichter bij de kern van mijn verhaal. In de keuken ontmoetten we de zoon van Som, Pu, en haar nichtje Plaauw. Ze zijn van ongeveer dezelfde leeftijd, een jaar of zeven, acht. Plaauw is het dochtertje van de in Bangkok wonende en werkende broer van Som. Zoals dat hier heel gebruikelijk is zorgen de grootouders voor de kleinkinderen als dat om wat voor reden dan ook, handig is. In dit geval is die reden het studie- en carrièreleven van de kinderen. Daarbij komt dat Plaauw het syndroom van Down heeft, en dat maakt het extra gecompliceerd om gezin en studie of werk te combineren. Fysiek of mentaal beperkte kinderen (mag ik dat tegenwoordig nog zo noemen, of zijn dergelijke benamingen inmiddels alweer veranderd in Nederland?) worden doorgaans thuisgehouden (daarmee bedoel ik bij opa en oma) en gaan niet naar school.
De kinderen stonden keurig naast elkaar om zich voor te stellen aan de falang (buitenlanders). Beiden maakten een buiging met een traditionele Thaise wai (handen plat tegen elkaar voor de borst bij wijze van respectvolle groet) en spraken verrassend goed Engels. Het maakte allemaal een wat geforceerde indruk, de kinderen waren wat we in Nederland ‘keurig opgevoed’ zouden noemen, maar in wat minder genuanceerde termen ‘goed gedrild’. Maar eenmaal aan tafel ontspande iedereen en ontspon zich een leuk gesprek, waaraan ook de kinderen met zichtbaar plezier deelnamen, zij het uitsluitend om onze vragen te beantwoorden en niet op eigen initiatief.
De gezamenlijke avond vormde een basis voor een leuke vriendschap, tot op de dag van vandaag, inmiddels zo’n vier jaar later. We komen zo af en toe bij elkaar over de vloer. Met Aranya ben ik goed bevriend geraakt en gaandeweg verdiepten onze gesprekken zich steeds verder.
Het is óók telkens weer een feestje om Plaauw te ontmoeten. Haar onbevangenheid, nieuwsgierigheid, creativiteit en openheid zijn hartverwarmend. Ze begroet me altijd uitermate beleefd, in haast Oxford-Engels. ‘Good morning. Pleased to meet you again. How are you doing today, I hope you are doing very well.’ Daarbij de buiging en wai. Ik antwoord haar dan nét zo formeel met ‘I am very well, thank you. I hope you are doing fine too!’ Het is een soort van spelletje geworden. Want als ik haar vervolgens in datzelfde beleefde Engels vraag: ‘Can I please give you a hug?’, dan verdampt alle formaliteit stante pede en vliegt ze in mijn armen. Smeltmomentjes noem ik dat. Ach, corona… ik mis die smeltmomentjes.
Op een dag ben ik met Supermom op stap. Ze helpt me met het bouwen van een hydrocultuursysteem en we gaan voor materialen naar de bouwmarkt. Er is een hoekje ingericht als koffieshop, met heus comfortabele stoelen en we nemen een pauze met een iced mocca, en raken aan de praat. Over Plaauw. Ik vertel haar dat ik het zo’n heerlijk kind vind, en vraag of ze naar school gaat, ze is tenslotte razend slim. Maar nee, ‘ze blijft liever thuis om te dansen en te zingen’.
Het is moeilijk te peilen of dat de hele waarheid is, of een makkelijk excuus. Het is hier nou eenmaal niet gebruikelijk om kinderen met een beperking naar school te laten gaan. Daarbij denk ik begrepen te hebben dat gevoelens als schaamte en ‘verloren moeite’ een belangrijke rol spelen. Ze vertelt me echter ook een prachtig verhaal over hoe Plaauw bezorgd is om oma, als die haar een uitbrander heeft gegeven omdat ze een klusje niet goed heeft afgemaakt. Ze vindt het dan zo zielig voor oma dat ze boos is op haar, want boos zijn voelt niet fijn…
Volgens Aranya heeft Plaauw nooit negatieve gedachten in haar hoofd. Ik zeg haar dat ik denk dat Plaauw een engeltje is…Het compliment wordt met een verlegen verbazing in ontvangst genomen. Als ik haar vraag wat de (bij)naam Plaauw betekent antwoordt Aranya heel onbevangen: ‘Empty’. Ik zal op z’n minst met mijn ogen geknipperd hebben of mijn wenkbrauwen hebben opgetrokken, want ze legt uit dat ze, toen ze het kindje vlak na de geboorte zag, meteen had gezien dat het ‘empty in the head’ was. ‘Nothing there’, zei ze schouderophalend.
Nou moet ik hier even vertellen dat Aranya inmiddels als een soort van boeddhistische novice door het leven gaat. Ze kleedt zich in wit, heeft haar haren gemillimeterd en heeft in de tuin een huisje gebouwd waar ze inmiddels alleen woont en mediteert, maar ze zorgt wel nog voor het gezin. Voor haar gevoel zit ze een beetje tussen het wereldlijke en spirituele leven in, vertelt ze daarover. Omdat we wat betreft spiritualiteit een gemeenschappelijke belangstelling delen is haar mededeling over de bijnaam van haar kleindochter tijdens die koffiepauze een mooie gelegenheid om toch nog even in te gaan op de betekenis ervan. In onze Nederlandse cultuur geeft zo’n bijnaam toch al gauw een heel aparte bijsmaak. Dus ik kies voor een meer boeddhistische ingang om het te kunnen benoemen en noem haar een geluksvogel. Omdat ze zo’n mooi zieltje onder haar vleugels heeft mogen nemen.
Nu is Aranya oprecht verbaasd en ze kijkt me vol onbegrip aan. Dat verandert via een lange stilte naar een gelukkig stralen als ik haar vertel hoe ik dat zie: ‘Jij en ik zijn allebei 60+, en al ons hele leven op zoek naar hoe we ons hoofd leeg moeten maken. En dan word je gezegend met een prachtige kleindochter die jou elke dag laat zien hoe dat moet. Zo’n zachte, lieve leermeesteres, de hele dag om je heen, dat zouden we allemaal wel willen…’
Ruud van Bokhoven zegt
Weer een mooi verhaal en zo mooi verwoord wat betreft leegte en dat in de positieve zin voor iemand met het syndroom van down.