Zullen we het deze Kerst eens over kwetsbaarheid hebben?
Is tenslotte een actueel thema. De pandemie maakt mensen kwetsbaar, en eigenlijk de hele samenleving. Bovendien heeft de klimaatcrisis nu de voorspelling ingehaald en is onder ons: kwetsbare aarde en mensheid. En verder zijn we kwetsbaar door politieke leiders die zich nog steeds laten aansturen door een achterhaald economisch systeem.
Tot hier heb ik kwetsbaarheid gebruikt in de negatieve betekenis. We boeten in aan kwaliteit van leven. Maar kwetsbaarheid kan ook een positieve waarde zijn, zoals wanneer iemand zegt ‘ik stel me kwetsbaar op’. Dan is kwetsbaarheid een afzien van macht, dus van het vermogen het gedrag van de ander te bepalen. Wie zich kwetsbaar opstelt, doet een poging om gevestigde machtspatronen te doorbreken.
In het Kerstverhaal lijkt de eerste vorm van kwetsbaarheid te overwegen. Want de ouders van het Kerstkind zijn door de bezettingsmacht gedwongen van huis te gaan vanwege een volkstelling. De bevalling maakt hen extra kwetsbaar, want geen normaal onderdak, en een voederbak als wiegje. En dan heeft de bezettervorst, uit angst voor verlies van zijn macht, een babymoord bevolen waardoor de jonge ouders naar buitenland Egypte moeten vluchten. Allemaal negatieve kwetsbaarheid.
Toch kun je het verhaal ook positief lezen als een pleidooi voor kwetsbaarheid als een kernwaarde. Tenslotte stammen de boreling en zijn ouders uit een koninklijk geslacht. Maar ze claimen dat niet. Het is alsof de evangelieschrijver even knipoogt, want hij weet op het moment van schrijven allang wat er volgt: een nieuwe religieuze leider komt eraan, die helemaal geen koninklijke status zoekt. En dus later in het verhaal niet op een paard maar op een ezel Jeruzalem binnen zal rijden. Zijn martelaarsdood, als slachtoffer van religieuze en wereldlijke machten, is teken van opperste kwetsbaarheid.
Kwetsbaarheid is een vorm van Kerstening van de macht. Kerst is het feest van die Kerstening.