In een aantal afleveringen werkt Dharmapelgrim een gedachtegang uit die mogelijk licht werpt op … ja, waarop eigenlijk?
De ontwikkeling van het menselijk verstand heeft de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen, in die zin dat wij met zijn allen meer kennis bezitten dan vele generaties voor ons. Er zijn tegenwoordig een heleboel “verstandige” mensen! Helaas zijn veel van die “verstandige” mensen zich niet of nauwelijks bewust van het achterblijven van de ontwikkeling in bewustzijn. Sterker nog: het “gebruik je verstand” heeft het “wees je bewust” naar de achtergrond verdrongen. Dat is om meerdere redenen tragisch te noemen. ik denk:
Verstand analyseert – Bewustzijn initieert
Analyseren betekent: ontbinden, ontleden, onderzoeken. Het is gebaseerd op het maken van onderscheid tussen het één en het ander.
Initiëren betekent: iets in gang zetten, van start laten gaan. Het is gebaseerd op scheppen; creëren; in het leven roepen. Daarbij is het soms nodig om dingen samen te voegen, waardoor er iets nieuws kan ontstaan.
Wanneer je op een hoog verstandelijk niveau functioneert, heb je waarschijnlijk een zeer onderzoekende geest. Je wilt het naadje van de kous vinden. Je bent waarschijnlijk geïnteresseerd in details en in wat zaken van elkaar onderscheid.
Wanneer je op een hoog bewustzijnsniveau functioneert, ben je waarschijnlijk meer geïnteresseerd in grotere gehelen, in wat gemeenschappelijk is en in wat zaken onderling verbindt.
Wanneer een hoog bewustzijnsniveau en een hoog verstandelijk niveau harmonieus samengaan, stelt dat de persoon in kwestie is staat het grotere geheel in de details te herkennen, en om op basis van voldoende puzzelstukjes het hele plaatje voor zich te zien. Dáár moet het heen! Gaan die twee echter niet harmonieus samen, dan kan er gemakkelijk een conflict ontstaan waarbij het ego doorgaans de kant van het verstand kiest en de ziel de kant van het bewustzijn. Het ego wil de ziel dan nog wel eens loochenen, om zichzelf op op de voorgrond te kunnen zetten. Maar wat gebeurt er als je de ziel helemaal buiten de deur zet?
Verreweg de meeste volwassenen kunnen onzichtbare wezens niet (meer) waarnemen. De meeste pasgeborenen, sommige kleuters, een enkel schoolkind en een zeer zeldzame volwassene kan dat (nog) wel. Zij nemen de wezens niet met hun anatomische zintuigen waar, maar met – laten we het maar zo noemen – hun nog functionerende sensitiviteit voor de onzichtbare werkelijkheid. Dat wij die gevoeligheid na onze geboorte in deze stoffelijke wereld rap verliezen, heeft meerdere oorzaken én redenen. De belangrijkste oorzaak is dat wij leren dat alles wat de ogen niet kunnen zien gewoonweg niet bestaat (spoken bestaan niet!) en de belangrijkste reden is dat werkelijkheid om ons heen door het wegdenken van “het onzichtbare” er eenvoudiger door wordt. Eenvoudiger, eentoniger én éénduidiger, dus simpeler.
Het valt echter onmogelijk te ontkennen dat er door de eeuwen heen door mensen uit allerlei culturen, verspreid over de hele wereld, verhalen de ronde doen over: aardmannetjes; aliens; demonen; deva’s; djinn’s; draken; duivels; feeën; geesten; gnomen; goden; elfen; engelen; kabouters; spoken; trollen; witte wieven; en wat al niet meer. Of al deze wezens uitsluitend uit de menselijke fantasie voortkomen? Ik denk dat mensen in het verleden zeker hun fantasie hebben aangesproken om te beschrijven en te verklaren wat zij hebben ervaren; omdat het anders onmogelijk was duidelijk te maken wat zij precies hebben ervaren. Vervolgens zijn die verhalen door anderen aangedikt, ingekleurd, opgepoetst, ingevuld en doorgegeven als sprookjes, mythen, sagen, legenden, en zelfs als religieuze waarheden. Ik ga hier niet aangeven wat wél en wat niet geloofwaardig is! Ik ga er van uit dat de gecombineerde zichtbare en onzichtbare werkelijkheid onze fantasie overtreft!
Ik neem aan dat de menselijke ziel een onzichtbaar wezen is dat zich in een stoffelijk menselijk lichaam hult waarin het zich verder kan ontwikkelen. Als dat zo is, is het stoffelijk lichaam een mogelijk ook door andere onzichtbare wezens begeerde huisvesting! Je kunt er ervaringen in opdoen en zaken mee tot uitdrukking brengen die zonder zo’n onderkomen onmogelijk zijn. Het is daarom ook niet verwonderlijk dat er lichamen ‘gekraakt’ worden, wanneer de rechtmatige eigenaar – door welke oorzaak ook – de ‘deur’ wijd open heeft staan. Die deur kan bijvoorbeeld open komen te staan door: een ongeval; drugsgebruik (waaronder alcohol!); een bijna-dood-ervaring; gebruik van een zogenoemd Ouija-bord; meedoen aan rituelen waarin men in een trance geraakt; hypnose. Let wel: het is géén wet dat het gebeurt, maar het kan wel! Nogmaals… dat denk ik.
Wanneer een (of zelfs meer dan één) onzichtbaar wezen iemands lichaam intrekt, kán dat leiden tot wat in de volksmond ‘bezetenheid’ heet. Bezetenheid is echter slechts één uitingsvorm van ‘inwoning’. Bij bezetenheid gaat het doorgaans om een nogal dwingend, vaak ook kwaadaardig wezen dat de wil van het slachtoffer overstemt. Indien niet herkent, diagnosticeren medici het slachtoffer vaak als ernstig psychotisch om hem of haar desnoods onder dwang – en vol medicamenten – op te laten nemen in een inrichting. Veel vaker echter merkt de eigenaar van een lichaam nauwelijks iets van de inwoning. Ja, er doen zich soms wat vreemde situaties voor, alsof er ‘iets of iemand’ is die de leiding over bepaald gedrag even overneemt, maar dat is meestal onschuldig en soms pakt het zelfs gunstig uit. Desalniettemin …
Inwoning kan leiden tot gedrag dat ‘vreemd is aan de persoon’ aan wie het lichaam behoort. Het kan leiden tot onverklaarbare genialiteit, maar ook tot onverklaarbare neerslachtigheid; suïcidaliteit; spontane genezingen van ziekten of tot precies het tegenovergestelde: een plotselinge dood.
Moet je er bang voor zijn? Nee, dat is nergens voor nodig. Je moet alleen alert zijn, en de deur niet open zetten: gebruik géén drugs, speel geen occulte ‘spelletjes’ en neem de onzichtbare werkelijkheid net zo serieus als de werkelijkheid die je wél ziet. Laat je niet gek maken noch voor gek verklaren als je de mogelijkheid open houdt dat er meer is tussen hemel en aarde dan wat je met menselijke zintuigen kunt waarnemen.
“Snap je het zelf?” vroeg iemand mij.
“Nee,” antwoordde ik, “Als puntje bij paaltje komt, snap ik er zelf ook geen snars van.”
“Als je het zelf niet snapt, waarom val je mij er dan mee lastig?”
“Hier geef ik twee antwoorden op,” zei ik. “Het eerste luidt: het is geen kwestie van snappen of niet snappen. Het tweede luidt: ik val jou nergens mee lastig. Als jij het gevoel hebt dat ik je ergens mee lastig val, komt dat waarschijnlijk doordat jij het lastig vindt.”
(wordt vervolgd)