De boeddhistische monnik Wolju, voormalig hoofd van de grootste boeddhistische sekte van Zuid-Korea, de Jogye Orde, die zich inzette voor sociale bewegingen, is vorige week donderdag aan de gevolgen van een longontsteking op 87-jarige leeftijd overleden.
Wolju werd in de jaren vijftig van de vorige eeuw boeddhistisch monnik. Hij nam het initiatief tot een landelijke zuiveringscampagne van het Zuid-Koreaanse boeddhisme in 1961 en werkte op het secretariaat van de Jogye Orde. In 1980 werd hij tot hoofd van de orde gekozen, maar hij werd al snel gedwongen af te treden door het militaire regime, dat de religie in die tijd trachtte te onderdrukken. Vervolgens stapte hij over naar de burgermaatschappij en leidde vele sociaal-civiele groeperingen zoals de Citizens’ Coalition for Economic Justice.
In 1994 werd hij opnieuw president van de Jogye Orde en hielp hij de sociale betrokkenheid met de lokale gemeenschap te vergroten. Hij leidde de oprichting van het House of Sharing, een verpleeghuis voor bejaarde Zuid-Koreaanse vrouwen die tijdens de Tweede Wereldoorlog tot seksuele slavernij waren gedwongen voor de Japanse troepen. Na zijn pensionering zette hij zijn carrière als sociaal activist voort en richtte hij een internationale niet-gouvernementele organisatie op voor lokale ontwikkeling en onderwijs in onderontwikkelde gebieden zoals Afrika en Zuid-Amerika. Zijn begrafenis heeft na dagen van rouw maandag plaatsgevonden.