‘Evam me sutam’, aldus heb ik gehoord.
Deze woorden werden uitgesproken door Ananda, de neef en persoonlijke verzorger van de Boeddha. Volgens de traditie had hij een uitzonderlijk geheugen en reciteerde hij, tijdens het eerste concilie dat vlak na de dood van de Boeddha werd gehouden, alle leerredes.
Evam me sutam is dan ook, traditiegetrouw, de aanhef van elke sutta in de Pali-Canon.
Een korte passage uit Kalama-Sutta is waarschijnlijk de meest geciteerde Boeddhacitaat op websites, blogs en briefkaarten. De ene vertaling en interpretatie is al wat vrijer dan de andere. Zo vind je bijvoorbeeld:
“Volg, wat goed en slecht betreft, je eigen gevoel.”
of:
“Geloof niets; het maakt niet uit wie het zegt, zelfs niet als ik het zeg. Geloof het niet als het niet strookt met je eigen inzicht.” (fakebuddhaquotes.com)
Het lijkt wel alsof de Boeddha ons carte blanche geeft in het bepalen van wat goed en slecht is. Laten we even de tekst er bij nemen.1
De Boeddha, die een rondreis maakt door Kosala, bereikt Kesaputta, een marktstadje van de Kalama’s. De inwoners, die van de komst van de Verhevene op de hoogte zijn gebracht gaan hem bezoeken en na de gebruikelijke begroetingen zeggen ze:
“Het komt voor, Heer, dat er asceten en brahmanen naar Kesaputtta komen. Zij zetten hun eigen leer uiteen en lichten die toe; maar op de leer van anderen geven ze af, die verachten ze , behandelen ze met minachting en bekladden ze. Daardoor ontstaat er bij ons onzekerheid, ontstaat er twijfel over wie van deze heren asceten nu de waarheid spreekt en wie onwaarheid spreekt.”
Het antwoord van de Boeddha is waarschijnlijk een van zijn meest geciteerde en uit de context gehaalde uitspraken:
“Kalama’s gaat niet af op mondelinge traditie, op een successie van leraren, op horen zeggen, op de overlevering van heilige geschriften, op geredeneer, op logische afleiding, op redelijke overweging, op het feit dat je genoegen schept in een theorie, op de schijn van bekwaamheid [van een leraar] of op de gedachte: ‘Deze asceet is onze goeroe.’
Maar wanneer jullie voor jezelf weten: ‘Deze dingen zijn onheilzaam, deze dingen zijn onbehoorlijk, deze dingen worden door verstandige mensen gelaakt, deze dingen leiden, als je ze op je neemt en in praktijk brengt, tot onheil en leed,’ dan moeten jullie ze opgeven.”
Inderdaad, zo op het eerste gezicht zegt de Boeddha dat je op je eigen gevoel en inzicht moet vertrouwen. Maar kan dit wel? We zijn allen gevormd door ervaringen en conditioneringen; door de maatschappelijke normen en waarden die in onze cultuur gangbaar zijn.
De Kalama’s zijn geen volgelingen van de Boeddha en daarom legt hij in het kort enkele belangrijke basisprincipes van zijn Leer uit. Basisprincipes die tot een heilzaam leven leiden.
“Wat denken jullie, Kalama’s? Wanneer begeerte, haat of verwarring in een mens ontstaan, leidt dat dan tot heil of tot onheil?”
“Tot onheil, Heer.”
Begeerte, haat en verwarring of onwetendheid worden ‘de drie vergiften’ genoemd en de Boeddha wijst deze aan als oorzaak van lijden. In de Tibetaanse afbeelding van de bhava-cakka, het wiel van wording (ook wel vrij vertaald als levenswiel), dat de keten van ontstaan in onderlinge afhankelijkheid (paticca-samuppada) voorstelt, wordt het middelpunt van het wiel – ‘daar waar het allemaal om draait’ – ingenomen door drie dieren: de vogel staat voor begeerte, de slang voor haat en het varken voor onwetendheid of verwarring. De drie dieren bijten in elkaars staart om aan te geven dat het ene uit het andere voorkomt en ook blijft voortkomen.
De Boeddha gaat dan in op zijn vraag:
“Een begerig, haatdragend of verward persoon, die door begeerte, haat of verwarring overweldigd is, wiens gedachten in de greep daarvan zijn; doodt levende wezens, neemt wat niet gegeven is, pleegt overspel, liegt en zet anderen ertoe aan om net zo te handelen. Zal hem dat voor lange tijd tot onheil strekken en leed bezorgen?”
Inderdaad, Heer.”
“Wat denken jullie, Kalama’s? Zijn deze dingen heilzaam of onheilzaam?”
“Onheilzaam, Heer.”
“Onbehoorlijk of behoorlijk?”
“Onbehoorlijk, Heer.”
“Gelaakt door verstandige mensen of geprezen door verstandige mensen?”
“Gelaakt door verstandige mensen, Heer.”
“Als je ze op je neemt en in praktijk brengt, leiden ze dan tot onheil en leed?”
“Als je ze op je neemt en in praktijk brengt, leiden ze tot onheil en leed. Zo komt het ons voor, Heer.”
“Het was om deze reden, Kalama’s, dat we zeiden: ‘Gaat niet af op mondelinge tradities, op successie van leraren, op horen zeggen, enz.”
Vervolgens houdt de Boeddha hetzelfde betoog, maar nu over een persoon die vrij is van begeerte, haat en verwarring. De Kalama’s antwoorden hierop dat al de door de Verhevene opgenoemde zaken heilzaam en behoorlijk zijn en door verstandige mensen geprezen worden. Daarna geeft hij de Kalama’s nog een oefening mee; het beoefenen van de vier brahma-vihara’s: liefdevolle vriendelijkheid (metta), mededogen (karuna), medevreugde (mudita) en gelijkmoedigheid (upekkha). Deze beoefening richt zich op de wereld en de medemens.
Als we het gesprek tussen de Boeddha en de Kalama’s nogmaals nauwkeurig lezen zien we dat de Verhevene een aantal voorwaarden stelt bij het persoonlijk onderzoeken van welke leer dan ook.
Naast het niet afgaan op een traditie, overlevering, heilige geschriften, bekende of schijnbaar bekwame leraren, zegt de Boeddha ook om niet voort te gaan op eigen redenering, redelijke overweging of logische afleiding. Dus ook de zaken die je vanuit je persoonlijke ervaring als juist en goed beschouwt – en die steeds het gevolg zijn van conditionering en maatschappelijke invloed -, moeten in vraag worden gesteld. De eigen door conditionering gekleurde opinie over goed en kwaad, over heilzaam en onheilzaam mag dus niet als norm, als referentiepunt gebruikt worden.
Wat is dan de maatstaf die de Boeddha geeft? Dat wat geprezen wordt door ‘verstandige mensen’. Op andere plaatsen in de Pali-Canon worden deze ‘verstandige mensen’ aangeduid als ‘edelen’ of als ‘goede mensen’. Hiermee worden de boeddha’s en hun verlichte leerlingen (arahat) bedoeld; zij die bevrijd zijn van begeerte, woede en verwarring en die de vier brahma-vihara’s ten volle belichamen.
Zonder het met zoveel woorden te zeggen raadt de Boeddha de Kalama’s aan om zich op de weg naar ontwaken te begeven door een aantal ethische principes te volgen (niet doden, niet stelen, geen overspel plegen…) zich toe te leggen op het vernietigen van begeerte, haat en verwarring of onwetendheid en het ontwikkelen van liefdevolle vriendelijkheid, mededogen, medevreugde en gelijkmoedigheid.
De Kalama’s reageren enthousiast en zeggen:
“Voortreffelijk Heer, (…) De Verhevene heeft op velerlei wijze de Dhamma verhelderd.
Daarom, Heer, nemen we onze toevlucht tot de Verhevene, tot de Dhamma en tot de gemeenschap van monniken; laat de Verhevene ons vanaf vandaag voor de rest van ons leven als lekenvolgelingen beschouwen, die hun toevlucht hebben genomen.”
Meestal eindigt hier het hoofdstukje over de Kalama-Sutta. Maar de sutta heeft nog een tweede, minder bekend deel over ‘de vier geruststellingen’:
“Als een leerling van de edelen eenmaal zo [ door het volgen en beoefenen van de hoger genoemde aanbevelingen tot heilzaam leven ] een geest vrij van haat, vrij van boosheid, onbezoedeld en zuiver heeft, dan heeft hij al in dit leven vier geruststellingen verworven.”
Merk in onderstaande tekst op: elke uitspraak begint met het voorwaardelijke ‘als’ of ‘indien’. Het bevat dus geen zekerheid, maar een mogelijkheid. Vervolgens wordt de zin beginnend met ‘als’ gevolgd door een ‘maar’ waardoor de eerdere mogelijke vooropstelling ontkracht wordt.
“Als er een andere wereld bestaat, als men de vruchten plukt van goede en slechte daden (karma), dan is het mogelijk dat ik na de ondergang van het lichaam, na de dood weer oprijs op een goede bestemming (wedergeboorte) of in een hemelse wereld.”
Dit is de eerste geruststelling die hij heeft verworven.
“Maar als er geen andere wereld bestaat (geen wedergeboorte), als men niet de vruchten plukt van goede en slechte daden (geen karma), dan leef ik hier in deze wereld reeds een gelukkig leven vrij van haat, vredig en kalm.”
Dit is de tweede geruststelling die hij heeft verworven.
“Indien de kwaaddoener kwaad ten deel valt (karma), maar ik geen kwaad in de zin heb voor wie dan ook, hoe zal mij dan, die geen enkel kwaad doet, leed kunnen treffen (ik bouw immers geen negatief karma op)?”
Dit is de derde geruststelling die hij heeft verworven.
“Maar indien de kwaaddoener geen kwaad ten deel valt (geen karma), dan zie ik mijzelf hier in elk geval zuiver (ik ben in elk geval zuiver; omdat ik geen kwaad doe leef ik met een gerust gemoed, of ernu vergelding op volgt of niet).”
Dit is de vierde geruststelling die hij heeft verworven.
“Wanneer een leerling van de edelen eenmaal zo een geest vrij van haat, vrij van boosheid, onbezoedeld en zuiver heeft, dan heeft hij al in dit leven deze vier geruststellingen verworven.”
Waar de Boeddha hier op wijst is dat we ons niet zo zeer moeten bezighouden met de vraag of onze daden al dan niet (in een volgend leven) een gevolg hebben. Belangrijker is, voor ons leven hier en nu, om er voor te zorgen dat er geen aanleiding, geen reden is voor het ontstaan van (negatief) karma.
Spijtig genoeg wijst het dagelijkse leven uit dat de meeste mensen enkel voor een vorm van bestraffing/beloning van hun daden gevoelig zijn. Op een baan waar door overdreven snelheid veel ongevallen gebeuren zorgt het plaatsen van flitspalen al snel voor een aangepast rijgedrag. Niet omdat de bestuurders tot inkeer zijn gekomen en beseffen dat snel rijden gevaarlijk is, maar omdat er bij overtreding een boete tegenover staat. Zo daalde ook de verkoop van milieuvriendelijke wagens aanzienlijk toen de financiële tegemoetkoming weg viel. De beloning en niet de zorg om het milieu bleek de belangrijkste motivatie voor de aankoop te zijn.
Het is blijkbaar niet gemakkelijk om een ethisch en heilzaam leven te leiden zonder het spreekwoordelijke schouderklopje of de stok achter de deur. En toch is dit wat de Boeddha ons in deze sutta voorhoudt. Zo wil ik nog verwijzen naar de reactie van Bhikkhu Bodhi op Stephen Batchelor toen deze laatste in zijn boek “Boeddhisme zonder geloof” wedergeboorte en karma in vraag stelde.2 ((“Does rebirth make sense?” Bhikkhu Bodhi Buddhist Publication Society (2005)))3
Toegegeven, deze enkele sutta waarin karma en wedergeboorte als mogelijkheid en niet als dogma wordt gesteld, weegt niet op tegen de veelvuldige vermeldingen ervan elders in de Pali-Canon. Maar juist door het ongewone van deze tekst kunnen we aannemen dat hij origineel is. Niemand had er immers baat bij om deze passage later toe te voegen. Integendeel!
- “Aldus sprak de Boeddha” de Breet & Janssen, Asoka (2007) [↩]
- “Dhamma without rebirth” Bhikkhu Bodhi Buddhist Publication Society (1987) [↩]
- “Boeddhisme zonder geloof” Stephen Batchelor Asoka (1998) [↩]
Lp Sander Khemadhammo zegt
Goed geschreven. In dit kader is het debat dat werd gehouden tussen Ajahn Brahmali en Stephen Batchelor ook heel boeiend, temeer omdat dit soort debatten niet zoveel worden gehouden in het Westers boeddhisme, i.t.t. Azie. Zie https://www.youtube.com/watch?v=MuHi9Zpx7zo
Devotie en “geloof” (saddha) hebben wel degelijk een zeer belangrijke rol in de boeddhistische praktijk, zelfs die van Theravada. Zie ook de documentaire van de BBC hierover op https://www.youtube.com/watch?v=koCvglXxtHE. Maar alles staat in het teken van het ontwaakt worden.
kees Moerbeek zegt
Alweer de Kalama-soetra! Er zijn toch wel meer soetra’s geschreven?
Joop Ha Hoek zegt
Ze komen aan bod, even geduld.