Een keizer zonder kleren trekt het boetekleed aan.
Een verhaal zonder clou
Dit Witboek niet-weten staat tjokvol beweringen, begrippen en aannames. Daarmee brengt het een weten tot uitdrukking, een weten van niet-weten.
Dat wou ik niet maar zo werkt onze taal nou eenmaal; je kan er heel goed iets mee zeggen maar heel slecht niets.
Tijdens het onvermijdelijke beweren heb ik het niet-weten willen demonstreren door voortdurend mijn beweringen te herroepen, mijn begrippen te ondergraven en mijn aannames te benoemen.
Daarvoor moest ik weer nieuwe beweringen doen, nieuwe begrippen gebruiken en nieuwe aannames doen die op hun beurt ontkend, ontmanteld en ontmaskerd moesten worden enzovoort – een hopeloze zaak.
Heb je erdoorheen kunnen kijken?
Een keizer zonder kleren
Ik ben me ervan bewust dat ik als schrijver over niet-weten vaak in herhaling treed.
Niet om jou of mezelf ergens van te overtuigen – ik zou tenminste niet weten waarvan, jij?
Eerder omdat ik maar niet kan geloven dat ik mijn gedachten niet meer kan geloven, deze ook niet.
Als een keizer die er maar niet aan kan wennen dat hij geen kleren aan heeft en nooit aan heeft gehad.
Dat hij al die tijd in zijn blote piemel heeft lopen paraderen.
Dat hij nooit keizer is geweest behalve in zijn eigen geest.
Dat hij zichzelf niet eerder heeft doorzien.
Dat hij zichzelf misschien nog vaker gaat doorzien.
Een nar zonder hof
Geen keizer ben ik maar een nar zonder hof.
Wat een sof.
En wat een bof:
Geen rijk om te regeren!
Geen protocol om te volgen!
Geen volk om te behagen!
Geen vijanden om te intimideren!
Geen idealen om na te jagen!
Geen plannen om te realiseren!
Geen schijn om op te houden!
Zalig zijn de armen van stof.