Stel je voor dat je als buitenlander naar Nederland verhuist. Je kent het land eigenlijk niet zo goed, maar je hebt gehoord dat het in de top 3 van belastingparadijzen staat en dat spreekt je zeer aan. Het laatste wat je verwacht is wel zo’n blauwe envelop met een Formulier Beoordeling Belastingplicht of zo iets dergelijks. Maar helaas, hoewel je je nooit bij de Belastingdienst hebt gemeld valt die envelop toch al binnen een paar maanden op je deurmat. Een belastingparadijs blijkt het alleen te zijn voor degenen die zich helemaal geen zorgen hoeven te maken over een volwaardige belastingaanslag, omdat ze die makkelijk kunnen betalen.
In Thailand werkt het anders. Het grootste probleem is niet hoe je kunt voorkomen dat je belasting moet betalen, maar juist hoe je ervoor kunt zorgen dat iemand je te betalen belasting in ontvangst wil nemen. Zoals altijd geldt dat de aanhouder wint. Vandaag is het gelukt om de aangifte te doen en het daaruit voortvloeiende bedrag meteen ook te betalen. Maar dat ging niet zonder slag of stoot.
Natuurlijk was het niet het eerste waar we energie in gestoken hebben toen we ons hier vestigden, maar ergens in het eerste jaar van ons verblijf hier brak toch het besef door dat we zelf actie moesten gaan ondernemen om belastingplichtig te worden. Nederland hoefde onze belasting niet meer en nu we hier van allerlei voorzieningen gebruik mogen maken is het niet meer dan redelijk om daar ook onze bijdrage aan te leveren. Op naar het belastingkantoor dus, om ons als belastingplichtigen aan te melden. Waarschijnlijk waren we de allereerste buitenlanders die zich vrijwillig op het lokale Revenue Office meldden, want men begreep absoluut niet wat we kwamen doen. Gelukkig hadden we een Thaise buurvrouw meegenomen. Zij kreeg te horen dat buitenlanders hier geen belasting betalen. Nadat we duidelijk hadden gemaakt dat we er geen problemen mee hadden als men ons geld niet wilde, maar dat we niettemin ingeschreven wilden worden zodat ons niet verweten kon worden dat we probeerden belastingbetaling te ontlopen, gingen we uiteindelijk met onze kersverse belastingnummers weer naar huis.
Toen we een tijdje later terugkwamen om daadwerkelijk aangifte te doen was er weer grote verwarring. Niemand op het belastingkantoor wist wat ze met die rare buitenlanders aanmoesten. Wie komt er nou vrijwillig belasting betalen? Uiteindelijk kregen we het advies om naar onze bank te gaan voor een bankstatement. Daarmee moesten we dan terugkomen en dan werd alles geregeld. Maar bij de bank kregen we te horen dat zo’n statement alleen nodig was voor multmiljonairs. (In Thaise baht ben je dat veel eerder dan in euro’s.) Ons banksaldo was onvoldoende om belasting over te moeten betalen.
Diverse andere pogingen liepen telkens op niets uit. Op een gegeven moment hebben we een Thaise vriendin die als controller bij de overheid werkt en dus wel wat van financiën afweet, gevraagd om bij het hoofd-belastingkantoor van Lampang te vragen wat we nou moesten ondernemen om van onze belastingcenten af te komen. Ze kwam terug met de mededeling dat we als buitenlanders geen belasting hoefden te betalen. De belastingambtenaar had haar zelfs het belastingverdrag meegegeven, met het artikel gemarkeerd waarin staat dat dat het geval is. We lazen het en konden niet anders dan concluderen dat we op basis van dat artikel wél belasting zouden moeten betalen. Maar de vraag diende zich aan hoever we nou moesten gaan als we keer op keer van officials te horen krijgen dat het echt niet hoeft.
We laten het weer een tijdje liggen, maar het voelt gewoon niet goed. We verwijten de Gatesen, Bezossen en Bonos dat ze de filantroop spelen van mede door belastingontwijking (met dank aan belastingparadijs Nederland) verdiend geld en zitten nu, weliswaar tegen wil en dank, een beetje hetzelfde te doen. We duiken nog eens in websites over het Thaise belastingsysteem en vinden uiteindelijk een Engelse vertaling van het Thaise aangiftebiljet. We besluiten dat in te vullen en dan met een tolk én het formulier naar het grotere belastingkantoor in de stad te gaan. We vragen niet meer óf we aangifte moeten doen, maar melden dát we aangifte komen doen. Een behulpzame beambte kijkt de stukken door en geeft aan dat we een jaaroverzicht van de bank moeten hebben én kopieën van onze huwelijksakte en alle pagina’s uit onze paspoorten waar informatie op staat. Alles moet uiterlijk 31 maart geregeld zijn, anders zijn we te laat en krijgen we een boete. Daar kunnen we de humor wel van inzien. Tijden lang wil niemand je geld hebben en als je dan eindelijk een manier hebt gevonden om tóch te kunnen betalen, zou je een boete krijgen omdat je te laat bent. De boetebedragen zijn hier gelukkig niet zo hoog, dus mochten we er inderdaad een krijgen dan kunnen we om die absurditeit wel lachen.
Maar het is nog niet zo ver. We schrijven 24 maart dus er is nog een week te gaan. Op naar de bank. Een bankoverzicht? Dat kan wel, maar alleen tot 6 maanden terug. Een overzicht van heel 2020 kan ook wel, maar dat duurt een week. We hebben geen keus en hopen dat het overzicht er dan over een week, op de 31e dus, ook echt is. Er zit een feestdag in die week en bovendien zijn dat soort planningen hier meestal zo’n beetje bij benadering.
Vanmorgen, de 31e, meldden we ons bij de bank en de bankverklaring bleek keurig klaar te liggen. Op naar het belastingkantoor, waar onze vriendin Janjira al op ons zat te wachten. Het kantoor is een niet al te grote ruimte, voornamelijk gevuld met rijtjes stoelen voor de wachtenden. Er zijn meer dan 10 loketten, waarvan de meeste bemenst worden door beambten die je aangiftebiljet voor je invullen. Service die in Nederland niet bij de Belastingdienst te vinden is. (Nee, we maken nu geen leuke toespelingen op toeslagen.) Bij binnenkomst pak je een kaartje met een volgnummer. Een medewerkster houdt in de gaten bij welk loket er een klant klaar is. Dan roept ze het volgende nummer af, en het loket waar de klant naartoe moet. Zelf loopt ze ook naar dat loket om het volgnummer van de klant in ontvangst te nemen. Eigenlijk net zo’n systeem als de volgnummers in een Nederlands gemeentehuis, maar dan niet geautomatiseerd.
Het Thaise belastingformulier beslaat slechts een dubbelzijdig A4’tje. Uitgangspunt is het inkomen voor zover je dat in Thailand hebt binnengebracht. Dan is er een vaste aftrekpost voor iedereen, vergelijkbaar met de belastingvrije voet die we in Nederland vroeger hadden. Vervolgens zijn er aftrekposten voor schenkingen aan goede doelen, voor ziektekosten, voor schoolgaande kinderen, voor als je je ouders verzorgt en nog zo een aantal. En er zijn wat posten specifiek voor ondernemers. Voor ons relevant waren een aftrekpost voor de ziektekostenverzekering en voor 65-plussers. Door net op de laatste dag van het jaar 65 te worden sleepte ik die in de wacht. Er zijn 8 belastingschijven, beginnend bij 0% en dan telkens met 5% oplopend tot 35%. Zo simpel kan het zijn.
Onze aangifte was enigszins gecompliceerd doordat op het bankoverzicht niet duidelijk zichtbaar was wat inkomen was en wat spaargeld. Over dat laatste was in Nederland al belasting betaald, dus dat hoeft niet nog een keer in Thailand. Uiteindelijk kwamen we daar ook met de beambte wel uit en waren onze aangiftes klaar. Bij een van de andere loketten konden we meteen betalen. Gewapend met onze betaalbewijzen keerden we huiswaarts. Alweer een beetje verder ingeburgerd.
We hebben sterk de indruk dat vooral lokale belastingambtenaren geen idee hebben van hoe ze de aangifte van een buitenlander moeten aanpakken. Op grotere kantoren in de districten waar veel buitenlanders wonen is dat waarschijnlijk wel anders. Voor Thaise beambten is het echter heel moeilijk, zo niet onmogelijk, om te zeggen dat ze niet weten wat ze moeten doen. Ook voor anderen dan beambten geldt dat trouwens. In eerdere blogs is al eens aan de orde geweest hoe winkelmedewerkers liever zeggen dat ze iets niet hebben, dan dat ze moeten zeggen dat ze niet weten waar het ligt. Een belastingambtenaar die niet weet hoe de aangifte van buitenlanders afgehandeld moet worden zegt daarom al gauw dat die buitenlander niet belastingplichtig is. Daarmee is het probleem op dat moment in ieder geval geen probleem meer. Voor ons een onnavolgbare manier van doen, die alles te maken heeft met dat ondoorgrondelijke verschijnsel van het voorkomen van gezichtsverlies. Door niet te vragen wát we moesten doen, maar gewoon een stapel papieren in te leveren, kon de beambte haar routinematige controles doen, vertellen welke gegevens ontbraken, en uiteindelijk de aangifte afronden. Op het punt van voorkomen van gezichtsverlies worden we gelukkig steeds meer bedreven.