De God in de grot van Plato.
Beste Hans,
Ooit heb ik mij overmoedig op Plato geworpen, de grootste of in ieder geval meest bekende westerse filosoof, in de hoop iets van het leven te begrijpen. Bij het lezen daarvan is mijn verstand helaas op tilt geslagen en heb ik ingezien dat ik niet verstandig genoeg was om dit alles te begrijpen. Erger nog, de eerlijkheid gebood me onder ogen te zien dat ik totaal niets weet en dat er verder ook niemand iets weet.
Dit inzicht in de beperktheid van het verstand leidde een lange, helse periode in van diepe angst, een besef van uiterste nietigheid en volslagen nutteloosheid. In die verstilde, ontsluierde geest echter kwamen na verloop van tijd inzichten aanwaaien die zo eenvoudig en mooi en goed zijn dat je onmiddellijk begrijpt wat er bedoeld wordt met ‘Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen’ (Mattheüs 5:3).
Ik weet dat je allergisch bent voor mooipraterij maar het Eeuwige is voor mij geen kwestie meer van geloven. Mijn periode van geloven, niet geloven, weten en niet weten is reeds lang voorbij. Voor mij is alles ongelooflijk wonderlijk. Het leven is een mysterie en dat mysterie heet God.
Hartelijke groeten, Michael
Beste Michael,
Ik ben geen godzegger en mijn mystiek is leeg, dus daarin vinden we elkaar niet. Het enige wat ik kan doen is jouw brief bekijken vanuit mijn eigen geestelijke armoede. De eerlijkheid gebiedt mij onder ogen te zien dat ik van het Koninkrijk der Hemelen niets weet.
Jou gebood de eerlijkheid onder ogen te zien dat je totaal niets weet en dat er verder ook niemand iets weet. Het eerste deel van die uitspraak klinkt bescheiden, ik zal het niet bestrijden, maar het tweede zou ik vermijden. Hoe kun je in godsnaam weten of alle mensen die wel iets menen te weten het bij het verkeerde eind hebben? Mij lijkt dit eerder scepticisme of cynisme of nihilisme of gewoon hoogmoed dan niet-weten.
Ook bij het ‘besef van uiterste nietigheid en volslagen nutteloosheid’ zet ik vraagtekens. Nietig in vergelijking waarmee? Nutteloos voor wie of wat? Welke normen en waarden zitten er verstopt in je oordeel? Dat je het zo voelt betekent toch niet dat het zo is? Mij lijkt dit eerder zelfhaat of desillusie of calvinisme of gewoon neerslachtigheid dan niet-weten.
En dan de gedachte dat alles ‘ongelooflijk wonderlijk’ is. Zeg eens eerlijk, is alles niet net zo vaak ongelooflijk gewoon?
Vervolgens noem je het leven een mysterie dat God heet – waar komt die gedachte ineens vandaan? Waar blijft dat ‘leven’, waar blijft dat ‘mysterie’, waar blijft die ‘God’ als de dragende gedachte, zoals alle gedachten, een paar seconden later is gevlogen, met medeneming van alle ingesloten begrippen?
Ook het Eeuwige is me een maatje te groot. Volgens mij kan je alleen achteraf met zekerheid vaststellen dat iets eeuwig was, maar het Eeuwige kent geen achteraf, dus blijft het eeuwig speculatie, of is dit ook weer speculatie?
Zelf noem ik het heilige geloof in het goddelijke mysterie weleens fundamentalisme. Mocht je tegenwerpen dat het geen geloof is maar een ervaring waarop je je beroept dan zeg ik: ervaringen, ook van de Eeuwige, zijn zo voorbij. Waar is de Eeuwige als je haar eens niet ervaart? Is Zij er dan wel? Is het werkelijk de Eeuwige die de ervaring schept, keer op keer, of is het de ervaring die de Eeuwige schept, telkens weer?
Wie zal het zeggen, ik niet, maar ik wil er wel op wijzen dat de duiding van religieuze ervaringen modegevoelig is, lees de geschiedenis van de theologie en de psychiatrie er maar op na. Welke duiding is de ware, wie heeft het laatste woord?
Dat je periode van niet weten en niet geloven voorbij is lijdt geen twijfel maar je periode van weten en geloven lijkt mij nog niet helemaal voorbij of nog helemaal niet voorbij of er is alweer een nieuwe aangebroken.
Verhalen bij het leven – mij is het om het even.
Hartelijke grotten, Hans