De hond op de foto is Simo. Dat is een afkorting van de naam die ik hem gegeven heb. Flash back:
Negen jaar geleden trof de smid in het dorp bij zijn magazijn in het buitengebied een verdwaalde (gedumpte?) pup aan. Hij zette het hondje in de omheining bij de waakhond. Nou ja, waakhond. Dat was een bejaarde die na jarenlange eenzame opsluiting het chagrijn in persoon was geworden. Ik wandelde geregeld langs het magazijn en maakte een praatje met de smid als hij spullen kwam brengen of ophalen. Ik sprak ook wel eens met de waakhond maar die kwispelstaartte nooit. Ook niet als de smid zijn voer- en drinkbak bijvulde.
Op een dag, negen jaar geleden dus, zag ik in de omheining naast het magazijn bij de waakhond een kwispelstaartend hondje. Ik stopte om te kijken en woordjes te zeggen, blafjes te beantwoorden, een vinger door de tralies om over het snuitje te strijken. Het pupje stond daar te verpieteren in het gezelschap van een chagrijnige bejaarde die in de omheining zelf nooit geleerd had om te spelen, te dollen, zich normaal te ontwikkelen als sociaal dier. Afijn, na een paar maanden heb ik de Smid erop aangesproken.
Goff: “Hoe heet die pup?”
Smid: “Hondje.”
Goff: “Is hondje een mannetje of een vrouwtje?”
Smid: “Weet ik niet.”
Na enig heen en weer gedoe heb ik de vondeling geadopteerd, opgepakt, meegenomen en tussen de achterpootjes bekeken: mannetje. Cosimo leek me een goede naam voor hem, afgekort Simo. Hij is geen makkie gebleken, achttien karaats anarchist en met een gouden hart. Het heeft twee leerzame jaren (voor mij, wel te verstaan) geduurd om hem tot een strandwandeling te verleiden. Hij vond het heel fijn. Zie foto.