In het dagelijks taalgebruik is weetnietkunde een ironisch eufemisme voor onwetendheid. Meestal wordt het gebruikt in combinatie met de titel van professor. Iemand die heel dom overkomt of die gebakken lucht verkoopt noem je een professor in de weetnietkunde.
Op de lagere school werd ik weleens de professor genoemd. Ik herinner me een foto waarop ik als eersteklassertje kaarsrecht achter mijn lessenaar zit met mijn armen over elkaar, mijn mondhoeken naar beneden en een diepe frons tussen mijn ogen. Onderzoeker des geestes, denker des volks, een en al ernst, zo jong als ik was.
Om later in mijn leven opnieuw professor genoemd te worden was ik niet slim genoeg. Ik kan wel goed denken hoor, maar ik kan niks onthouden. Om professor in de weetnietkunde genoemd te worden was ik weer niet dom genoeg. Ik hing ertussenin* – het verhaal van mijn leven.
* Sommigen noemen dat non-dualiteit. Ook daarvoor ben ik niet slim of dom genoeg.
Herdefiniëren we weetnietkunde als denken, spreken en schrijven over niet-weten dan heb ik toch nog tot professor geschopt. Emeritus professor om precies te zijn, rustend in ledigheid. Je mag het ook een aandoening noemen: emeritis simplex chronicus.