Deze column berust op toeval. Er zit geen diepere betekenis achter. Lees maar als je wilt.
We zouden een paar dagen uitwaaien in Westkapelle. Twee dagen tevoren ga ik nog even langs bij buurman Theo, wiens Zeeuwse vakantiehuis wij gaan betrekken. Wij hebben een gesprek over een aantal praktische zaken en tegen het eind denk ik opeens aan een heel ander onderwerp en dat snijd ik aan. Daarin komen de 13e eeuwse Dominicaanse mysticus Meister Eckhart en de 20ste eeuwse Engelse filosoof Alan Watts voor. De wending in ons gesprek resulteert erin dat Theo plotseling een idee krijgt. Hij leent mij een boek dat is geschreven door onze dorpsgenoot Klaas Landsman, mathematisch fysicus. Bij het klaar maken van mijn bagage aarzel ik. Ik heb al vier boeken opzijgelegd om mee te nemen. Toch besluit ik zo maar om het boek van Klaas ook in te pakken…
In Westkapelle prakkiseer ik over het onderwerp van mijn nieuwe column: Verkeershufters (op weg naar Zeeland maak je wat mee) of de trotse presentatie van de Dorpsommetjes (op 23 september bij de Burendag), of ontwikkelingen rond ons dorpshuis of een curieuze app-wisseling op onze Alarm-whatsapp van 4 augustus jl. of…Tot mijn blik opeens valt op Klaas’ boek.
Mijn mond valt van verbazing open als ik zie dat het volledig is gewijd aan het begrip toeval. De titel is Naar alle ONwaarschijnlijkheid, toeval in de wetenschap en filosofie. Volgens de flap is het verhelderend en bevat het een ferme visie. En F.A. Muller noemt het in NRC-Handelsblad ‘Een groots drama der denkbeelden, dat mij vanaf bladzijde 1 aan de haren naar bladzijde 340 heeft meegesleept zonder een moment los te laten.’
Ik heb het inmiddels deels ook gelezen (veel gaat mij boven de pet) en mijn bewondering voor Klaas is immens. Misschien vind ik het slot van zijn epiloog nog wel het allermooist. Hij geeft er (zoals trouwens ook elders in zijn boek) onomwonden blijk van zijn gevoel m.b.t. de dagelijkse werkelijkheid: ‘O Magnum Mysterium’ en besluit: ‘Toeval is een onderdeel van dit grote mysterie, temeer daar het ondanks alle pogingen het te beschrijven uiteindelijk ongrijpbaar blijft. Daar leggen wij ons echter niet bij neer, evenmin als bij het on-zinnige karakter van ons bestaan. Onze goed bedoelde (maar in zelfbedrog resulterende) pogingen om het toeval bij de kraag te vatten en mede op die manier van on-zin toch nog zin te maken worden.
En in Trouw zegt Klaas in een interview met Joep Engels: ‘…Het zonnestelsel, het leven op aarde, wijzelf; dat was niet het doel. Het heelal is niet op ons afgestemd, wij zijn afgestemd op het heelal. Ik geef toe, dit is het moeilijkste deel van het boek. Ik probeer te weerleggen wat ontegenzeggelijk waar lijkt te zijn.’ Valt dat volledig te rijmen met de uitspraken die ik in eerste instantie bij Theo op tafel legde of juist helemaal niet? Alan Watts: ‘Je bent de lensopening waardoor het universum naar zichzelf kijkt.’ Meester Eckhart: ‘Het oog waarin ik God zie, is hetzelfde oog waarin God mij ziet. Mijn oog en Gods oog, dat is één oog en één zien en één liefhebben.’
Wat zou de kans zijn geweest in pakweg 1200 dat vijf mannen die geboren zouden worden rond respectievelijk 1260 Wangenheim (?), 1915 Londen, 1940 Den Haag, 1947 Nijmegen en 1963 ook Nijmegen elkaar hier zouden ontmoeten in een column.
Babeth M. VanLoo zegt
Aan Dick Verstegen: Tashi Delek. Boeiend Onderwerp Dick. Persoonlijk zie ik geen tegenspraak in Meister Eckhart die ik zeer bewonder. Je zou wel aan Klaas kunnen voorleggen indien je hem persoonlijk ontmoet, dat zijn stelling niet het een of ander hoeft te zijn. Zowel het universum als wij stemmen op elkaar af. Dat is hoe in essentie wij in Dzogchen ‘Interdependence’ ervaren. Babeth M. VanLoo