Minimaal één keer per jaar moeten we naar de bank. Voor de verlenging van onze verblijfsperiode moeten we bewijzen dat we een bepaald bedrag op onze bankrekeningen hebben staan. Iedere rekeninghouder heeft een bankboekje, maar dat is niet voldoende. De bank moet een overzicht uitdraaien waarop precies hetzelfde staat als in het bankboekje, en iedere pagina voorzien van een stempel en een paraaf. Ook moet de bank een brief opstellen waarin staat dat wij klant van die bank zijn. Je zou denken dat dat overbodig is als je al een bankboekje én een saldo-overzicht van de bank hebt, maar de Thaise logica is nou eenmaal niet hetzelfde als de Nederlandse.
De bankbrief is ieder jaar weer iets lastigs voor de bankmedewerkers. Het duurt even voordat ze begrijpen wat we precies willen hebben. Er wonen tienduizenden buitenlanders in Thailand, dus heel bijzonder is zo’n bankbrief niet, maar toch lijkt het ieder jaar weer alsof we de allereersten zijn die er ooit om vragen. Om het gemakkelijk te maken hebben we vorig jaar een foto van de bankbrief gemaakt. Mieke en ik hebben in het kader van de risicospreiding elk een rekening bij een andere bank, dus onze wegen splitsen zich.
Ik laat de foto van de brief zien, waarna er meteen een chef bij wordt gehaald. Na het bestuderen van de brief wordt er het een en ander genoteerd en dan gaat de baliemedewerkster zoeken in de computer. Uiteindelijk rolt de brief van vorig jaar uit de printer. De medewerkster pakt de brief, legt deze naast haar toetsenbord en begint hem over te typen. Daarna print ze de nieuwe brief uit en vraagt of ze mijn telefoon nog even mag. Ze vergelijkt de tekst die ze getypt heeft nauwgezet met die waarvan ik vorig jaar een foto heb gemaakt. Dan is het akkoord. Er moet gestempeld worden en dan moet iemand die in een apart kamertje zit de brief ondertekenen. De hele exercitie heeft zo’n 3 kwartier geduurd en daarvoor moet ik 200 Baht (6 euro) afrekenen. Dat is te doen.
Mieke is nog niet klaar en terwijl ik zit te wachten schiet me het plaatje te binnen van de allereerste keer dat we voor dit doel naar de bank moesten. We gaan dan naar de bankfilialen in de hal van de grote supermarkt in de stad, want daar zitten zo’n beetje alle banken bij elkaar, zodat we tegelijk naar onze eigen bank kunnen gaan. De eerste keer dus, waren we wat te vroeg en waren de banken nog niet open. Terwijl we zaten te wachten kwam er een vrouw met een sporttas aanlopen. Ze zette de tas op de grond en ging op haar hurken voor de geldautomaat zitten. Met een draaiknop voerde ze een cijfercode in, waarna het apparaat open ging. Ze draaide zich om naar de tas, die half achter haar stond, deed die open, en haalde er een flinke stapel bankbiljetten uit. Die ging in de machine. Het tafereel herhaalde zich enkele malen, waarna de automaat werd afgesloten en de vrouw met haar tas de bank binnen ging.
We keken elkaar stomverbaasd aan. Niks geen gepantserde geldtransportwagen; gewoon een open tas op de vloer, tussen het winkelende publiek. En als we hadden gewild hadden we de cijfercode makkelijk kunnen filmen met een telefoon. We gniffelen vaak om in onze ogen onlogische situaties hier, zoals bijvoorbeeld het gedoe met die bankbrief, maar ook dit is Thailand. De eerlijkheid gebiedt me wel erbij te zeggen dat iedere bank een bewaker bij de deur heeft staan en dat die niet te beroerd is om zijn wapen te gebruiken als hij dat nodig vindt. Maar diezelfde eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat het hier werkelijk vergeven is van de geldautomaten, soms meerdere van verschillende banken naast elkaar, gewoon buiten bij een supermarkt, tankstation, of zomaar ergens langs de snelweg. Plofkraken? Nooit van gehoord.
Het past wel in het plaatje van de gemoedelijke samenleving die we hier ervaren. Criminaliteit lijkt iets van Bangkok en de grote toeristengebieden, en daar dan nog altijd veel minder dan in de Nederlandse steden. Een mooi voorbeeld is de plantenmarkt, aan de rand van de stad. De markt bestaat uit allemaal vaste winkeltjes gewoon langs de straat in de open lucht. Als een winkeltje dicht gaat rolt de eigenaar simpelweg een stuk zwart schaduwdoek uit dat hij vóór zijn winkel spant. Met een schaar kan je naar binnen, of je kunt, als je je schaar vergeten bent, even onder het doek doorkruipen, maar dat gebeurt niet.
Ook de winkeltjes in de hal van de supermarkt worden afgesloten door een grote doek over de te verkopen spullen heen te leggen. En de tafeltjes en stoeltjes op de terrassen in de stad kunnen ’s nachts gewoon buiten blijven staan.
Hier in de rijstvelden rondom ons huisje is het eenzelfde beeld. Iedere boer heeft wel een sala, een overdekt zitplekje, op zijn landje. Maar daar kan iedereen gebruik van maken. Als wij zouden willen barbecueën in de sala van buurman Toey is dat geen enkel probleem. Goeie kans dat hij aanschuift met een fles zelfgestookte wissekie. Buurman Iene kreeg laatst een flinke partij zakken koeienvoer geleverd. Die staan dan naast zijn sala, gewoon buiten. Elke ochtend als hij aan kwam rijden laadde hij één zak op zijn brommer er reed ermee naar zijn koeien. Niemand die het in zijn hoofd zou halen om een zak mee te nemen.
We wonen in een land waar heel veel anders gaat dan in Nederland. Soms moet je dat gelaten over je heen laten gaan. Soms moet je er om lachen. Soms zou je je kunnen ergeren, maar we hebben elkaar plechtig beloofd dat niet te doen en dat blijkt helemaal geen moeite te kosten. En bijna altijd mogen we meegenieten van de gemoedelijke sfeer. We zijn bevoorrecht.
Bert Vos zegt
Goedemorgen,
Leuk verhaal van Mieke Kupers en François la Poutré. Hebben jullie een emailadres voor mij? Ik wil ze iets vragen.
Alvast bedankt. Gr. Bert Vos.
Joop Ha Hoek zegt
In verband met privacy sturen we deze vraag door aan Mieke en François.