1. Niet-weten als bijzaak
In alle wijsgerige, spirituele en religieuze tradities die ik ken is niet-weten een figurant, een entr’acte, een bijzaak. Een wachtkamer, een donkere nacht van de ziel, een tunnel waar je doorheen moet op weg naar het licht. Een middel, een noodzakelijk kwaad, een beugel om je tanden recht te zetten.
Nooit wordt het niet-weten zelf eens naar waarde geschat. Altijd dient het iets hogers, als het dak de woning of de bij de honing of de nar de koning. En wat is dat hogere waaraan het niet-weten onderhorig zou zijn?
Liefdevolle vriendelijkheid (metta), groot mededogen (karuna), gelijkmoedigheid (uphekka), een einde aan het lijden (moksha), uitdoving (nirwana), gelukzaligheid (ananda), onthechting (ataraxia), eenwording met god (unio mystica), verlichting, zelfrealisatie, volmaaktheid, onsterfelijkheid, alwetendheid, alwijsheid en meer van dat fraais.
Grote Woorden die de spirituele hebzucht hoog doen oplaaien.
2. Niet-weten als noodzaak
Op een doodgewone herfstdag in het eerste decennium van dit millennium drong het niet-weten ongevraagd mijn leven binnen. Naamloos en uit het niets.
Daar gingen tientallen jaren van dwarsdenkerij en deconstructie aan vooraf, reconstrueer ik achteraf, maar dat had ik toen nog helemaal niet door, laat staan dat ik er woorden voor had.
Sindsdien speelt het niet-weten de hoofdrol in een impromptu voorstelling waar geen eind aan komt. Die hoofdrol heb ik het niet gegeven, die heeft het genomen, door de innerlijke slimmerik domweg van zijn troon te stoten.
Niet-weten heeft mijn denken overgenomen en voorgoed op zijn kop gezet. Dat is wat het met je doet en zo moet je dan door het leven: binnenstebuiten, achterstevoren en ondersteboven.
Voor mij is niet-weten nooit bijzaak geweest maar van meet af aan noodzaak, weerhaak, doorbraak, plofkraak, radbraak, schoonmaak, snelschaak, dagtaak, nieuwspraak.
Niet-weten is het begin, het midden en waarschijnlijk ook het einde van mijn spiritualiteit, al moet dat laatste nog blijken.
3. Niet-weten als hoofdzaak
Een radicaal niet-weten heeft genoeg aan zichzelf. Het heeft geen traditie nodig. Juist niet, iedere traditie valt eraan ten prooi. Samen met al je andere troetelgedachten, positief en negatief, oud en nieuw, afgeleefd en vitaal, zonder uitzondering, of je het leuk vindt of niet.
Dus ook je troetelgedachten over liefdevolle vriendelijkheid, groot mededogen, gelijkmoedigheid, een einde aan het lijden, uitdoving, gelukzaligheid, onthechting, eenwording met God, verlichting, zelfrealisatie, volmaaktheid, onsterfelijkheid, alwetendheid, alwijsheid en meer van dat fraais.
Dus ook je troetelgedachten over vergankelijkheid, leegte, zinloosheid, overbevolking, ziekte, milieurampen, egoïsme, recessies, pandemieën, eenzaamheid, racisme, oorlog en meer van die ellende.
Dus ook je troetelgedachten over radicaal niet-weten.
Je maalt er niet meer om en je praalt er niet meer mee en je taalt er niet meer naar – je bent er klaar mee.
Geloof je dat?