Boeddha Gautama, mijn grote leermeester, zo zeggen oude boeddhistische teksten, herinnerde zich tienduizenden van zijn vorige levens door zich in een heel diep mediatiestadium daarop te concentreren. Van die vroegere levens als dier of mens kon hij allerlei details beschrijven, ook zijn intenties, zijn handelingen en reacties en hoe hij omging met anderen. Die herinnering zou een enorme verruiming teweeg hebben gebracht van zijn inzicht: Inzicht in alle levende wezens, inzicht in mensen en dieren, inzicht in wedergeboorte en in het proces van actie en reactie (karma) dat het leven in al zijn variatie in tijd en ruimte in stand houdt – onoverzienbaar lang.
Dat is nogal wat, je inleven in tienduizenden vorige levens. Zoals de meeste gewone mensen, kan ik mij geen enkel vorig leven herinneren. Wat wel binnen mijn bereik ligt – verwacht ik – is dat ik mij kan inleven in de levens van enkele van mijn biologische ouders en grootouders; dat ik zo een gevoelsmatige verbinding kan leggen met een paar concrete, gewone mensen die er niet meer zijn, maar hun steentje hebben bijgedragen aan de wereld van nu. Het weten van die bloedverwantschap maakt het verbinding leggen net ietsje makkelijker; dat ligt in onze aard, en is bovendien een handige wegwijzer in de tijd en ruimte.
Als ik de tak volg van mijn moeder, is de voorouder die me het verste in de tijd terugbrengt en ook nog eens naar een ver land: overgrootvader Johann Rehak. Daarom vind ik hem bijzonder interessant. Misschien stiekem toch omdat hij ook een karmische voorouder zou kunnen zijn? Met een tussenstap dan wel, want ik ben ongeveer 10 jaar geboren na zijn overlijden.
Geen idee of Johann en ik met elkaar goed overweg zouden kunnen als ik hem in den lijve zou ontmoeten. Misschien is mijn gevoel van speciale verbondenheid alleen maar ingegeven door mijn voorstellingen van hem, bezig met het traditionele wevershandwerk in zijn idyllische geboortestreek, het rivierdal in Bohemen. Hij was de laatste meester van zijn soort – in de kunst waar ik heel klein beetje van heb geproefd. Voordat je kunt gaan weven is nogal wat voorbereiding nodig. Laten we aannemen dat Johann het kaarden, spinnen en verven van vezels niet zelf hoefde te doen. Dan begon zijn werk met het ontwerpen van het patroon voor een doek, het optuigen van weefraam of weefstoel, het vullen van de weefspoelen en het spannen van de vlas- of woldraden. Daarna kun je gaan weven: je moet de draden, schering en inslag, precies op de juiste manier zien te combineren, niet te slap, niet te strak. In een vast ritme, op en neer, op en neer, urenlang, steeds herhaald. Met mijn twee spinnewielen, twee simpele weeframen en een zak schapenwol zou ik zo opnieuw kunnen beginnen. Mijn vingers kennen het vettige gevoel van de wol nog en mijn neus de vage schapengeur. Weven is op zichzelf heel plezierig en meditatief; en heel fijn als het ook nog lukt daarbij een mooie, zachte, fleurige doek te creëren.
Na het schrijven van de vorige zin als deel van mij verhaal – dat was in oktober – ging de deurbel. Er stond een met vrolijke kindertekeningen versierde doos op de deurmat. Of ik kinderpostzegels wilde bestellen? Drie schatjes van kinderen stonden vanwege corona keurig op afstand op de treetjes naar de straat te wachten tot ik mijn bestelling op het formulier had ingevuld. Nu ik toch al bij de voordeur stond, heb ik daarna meteen wat van de diep paarsblauwe druiven geplukt in de voortuin – op deze mooie zachte herfstdag in mijn dorpje in de bossen langs de Rijn. Dan sta ik daar zo nog een beetje te filosoferen. Overgrootvader Johann zou zich hier vast wel hebben thuis gevoeld. Ik hoor de kinderen in de voortuin van de buren, eentje is afgedwaald naar de straat en aan het hinkelen geslagen – op en neer. Dat deed ik vroeger ook eindeloos – en Johann wellicht ook. Levens gaan op en neer zoals weefdraden in ruimte en tijd? Tja, en ik nam mij voor als dankbare achterkleindochter een gepast en heel persoonlijk herdenkingsmonumentje voor Johann te maken.
Intussen is het monumentje klaar en gefotografeerd. Het is ‘minimalistisch’; een weefsel van allerlei stukjes natuurlijk materiaal dat verbindt met Johann’s leefwereld, de Sudeten (de ‘Stekelige bergen’ of ‘Wildezwijnenbergen’): schapenwol, vlas- hennep en katoenvezels en draden, netjes met ruwe brokjes kalksteen en graniet of door rivierwater afgeronde kiezels van vuursteen, kwarts en jaspis. De fragmenten vormen een evenwicht met het juk, de stam en voet van dennenhout. De draden en stenen trillen lichtjes als ik erlangs loop. Dit is mijn symbool voor onze gedeelde creatieve erfenis: een kleurige en feestelijke gedenkboom. Hij is kwetsbaar en zal spoedig uiteenvallen.
Jacob van Keulen zegt
Mooi verhaal. De zgn. alledaagse werkelijkheid verbonden met een ver verleden. Door een steeds terugkerende bezigheid en de routine hierin (ook bij het slapen) kunnen we contact maken met andere werelden en mensen. Muziek en ook (vooral)stilte versterken dit proces. Met geuren en kleuren soms opnieuw te (her) beleven..