Waar het religieuze en spirituele weten naar het hemelse neigt, heeft bij niet-weten het aardse de overhand.
Dwijsheid is spiritualiteit voor gevallenen. Voor mensen die steeds over hun eigen woorden en gedachten struikelen. Voor mensen die met hun mond vol tanden staan. Voor mensen wier denken zich bedenken is.
Zij bedienen zich niet van jubeltaal maar van stameltaal. Niet van grote woorden maar van kleine. Van eenvoudige tussenwerpsels als tja en eh en ach. Van alledaagse gebaren als een schouderophalen, een knipoog en een glimlach.
Zij komen er afhankelijk van hun bouw rond of plat voor uit dat ze een frommelig geslachtsdeel hebben, een kont waar van alles in en uit kan, twijfelachtige instincten, haren op de verkeerde plaatsen, een raar figuur, lange tenen, een scherpe tong, een botte kop, onverklaarbare gevoelens, onbegrijpelijke motieven, onnavolgbare gedachten – alles erop en eraan, nu eens tegen wil en dank, dan weer ervoor.
Zij staan dichter bij hun uitwerpsels dan bij de hoogste waarheid en dat is hun grote boodschap.
Een weetniet is een mysticus zonder hemel of hel, klooster of cel, nap of bel, pij of pel – een geboren en bestorven bloterik, begrensd noch onbegrensd.
Herken jij je in deze omschrijving? Dan is niet-weten misschien iets voor jou. Anders helemaal.