Het zit zo. In een appartement in een Belgische stad is op een nacht een moord gepleegd. De bewoner is om het leven gebracht door een Nederlandse politieman die zijn lijf helemaal kaal heeft geschoren om geen DNA-sporen achter te laten. Daarnaast heeft de dader zich in beschermende kleding gestoken, zo blijkt later. Nou, dan mag je wel van moord spreken. Er zijn geen braaksporen. Het motief is op dat moment onduidelijk, er wordt niets vermist uit die woning.
De politie ondervraagt ook de vriendin van het slachtoffer. Ik kan me niet meer herinneren of zij die bewuste nacht naast het slachtoffer in bed lag te slapen, ik geloof het wel. Het onderzoek aan de Belgische kant van de grens verloopt moeizaam. De politie trekt de contacten van de dode man na en komt via diens vriendin bij de politieman terecht. Achteraf blijken die twee een liefdesrelatie te hebben, het slachtoffer stond die relatie in de weg. De politieman wordt een verdachte maar niet gearresteerd omdat er geen bewijs tegen hem is. Hij blijft nog lang op vrije voeten en in dienst bij de politie.
In Nederland gaan twee rechercheurs van de afdeling stiekem met de zaak aan de slag en trekken de bewegingen van de verdachte na. In een wegrestaurant bij Utrecht heb ik een paar keer een ontmoeting met de rechercheurs die zich Willem en Willem noemen en hun echte naam niet bekend willen maken. Hun auto parkeren ze in een bos, zodat ik hun kenteken niet na kan trekken. Ik bel hun baas en die zegt: oh, dat zijn die en die. De twee zijn met name geïnteresseerd in de informatie die Bambi, mijn collega misdaadverslaggever, en ik over de verdachte politieman hebben. Ze gaan mijn telefoon afluisteren, zo blijkt later.
De verdachte trekt zich terug in het huis van zijn moeder op de Veluwe. Als hij de woning verlaat, moeder is er niet, stopt hij lucifertjes tussen de posten en de deur die vallen als de deur wordt geopend. Zo weet hij of er iemand de woning heeft doorzocht. Ik praat met een ex-vriendin van hem die in een restaurant tegenover de moeder woont en werkt. Een paar keer observeer ik dagenlang het pand omdat ik de verdachte politieman wil spreken. Dat lukt niet.
Bambi en ik reizen af naar Amersfoort. Van onze contacten bij de Belgische politie hebben we gehoord dat daar een sportschoolhouder verblijft die mogelijk meer van de moord weet, in ieder geval een relatie van de verdachte politieman is. We worden gewaarschuwd: de sportman wordt er door de Belgen van verdacht betrokken te zijn bij de moord op zes mensen van wie de lichamen nooit gevonden zijn.
Bambi en ik vallen in de sportschool van de ene verbazing in de andere. In die ruimte zien we een bank en een lamp staan die aan de vermoorde Belg toebehoort. Later blijkt dat de verdachte politieman en/of de vriendin van het slachtoffer die ook de vriendin van de verdachte is, het huisraad daar te hebben neer gezet, of laten zetten. We praten met de sportman over de verdachte, de man wordt steeds opgewonderder. Hij draait de deur van de ruimte op slot, Bambi zegt hem de kop van de romp te draaien als hij ons niet laat vertrekken.
In een wegrestaurant bij Breda heb ik uiteindelijk een gesprek met de verdachte politieman, hij ontkent betrokken te zijn bij de moord. Hij is nerveus en we wisselen regelmatig van tafeltje, hij is bang afgeluisterd te worden. Niet ten onrechte, want Willem en Willem zijn op de hoogte van mijn ontmoeting met de politieman omdat ze mijn telefoon afluisteren en die afspraak, geheel tegen mijn gewoonte, telefonisch is gemaakt.
Jaren later wordt de politieman door een Belgische rechtbank veroordeeld voor de moord. Liefde (voor de vriendin van het slachtoffer) was het motief.
Ik heb al een paar keer geschreven over mijn werk als misdaadverslaggever. Jullie zullen wel denken: die Bambi en de Goedmoedige Reus zijn rauwe types die het gevaar niet schuwen. Niks is minder waar. Bambi kon in tranen uitbarsten als hij als laatste van het gezelschap in een uitvaartcentrum de hand op de kist van een vermoord iemand legde, die hij helemaal niet kende. Wij bezochten die diensten met folders van Monuta en zo duidelijk zichtbaar omdat tijdens die plechtigheid veel over de geliefde dode werd verteld. Niet altijd ging dat van een leien dakje. Ik zat in een kerk, de lijkkist stond vooraan maar omdat iedereen in dat dorp iedereen kende en ik wel heel erg een vreemde was, waren 2 banken voor me en achter me onbezet. Nou, dan zit je wel in de kijkerd.
Ik kan al janken bij beelden over zielige ezeltjes op tv. Bambi en Reus zijn watjes.
Bambi en ik houden niet van geweld en ook niet van criminelen die de maatschappij verzieken. Maar het speurwerk vonden/vinden we wel erg leuk.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.
Henk van Kalken zegt
Speurwerk is ook leuk. Geweld, moord en aanverwante is gruwelijk. Toch lees ik – bij voorkeur vóór het slapen gaan – literaire thrillers van schrijfsters als Karin Slaughter en ValMc Dermit. Plezier met ingebouwd schuldgevoel.