‘Bent u Rotterdammer dan, ik doch ik ken u ergens van’, sprak Jules Deelder, de inmiddels overleden nachtburgemeester van Rotterdam. Ik ben geboren in het Oude Noorden van de stad, Rotterdamser kan niet, en het Maaswater, gemeentepils zeggen ze hier, stroomt door mijn aderen. Maar Amsterdam vind ik ook een fantastische stad, wel anders dan Rotjeknor, maar toch.
Heel lang geleden toen ik het persbureau RPR had, hadden wij veel afnemers van tekst en foto’s bij Amsterdamse kranten. Om de zoveel weken waren Paul Stolk, mijn medevennoot, en ik wel te vinden op die redacties voor overleg en na afloop doken we de kroeg in. We voelden ons wereldburgers, niks geen 010 en 020, journalisten zijn grenzeloos. Als er klussen te doen waren werkten we ook in Amsterdam.
In Amsterdam is ook de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) gevestigd, waar ik al sedert 1969 lid van ben. Ik kwam er regelmatig omdat ik namens de NVJ zitting had in het college Politie, Justitie Pers, de volgorde kan iets anders zijn, het is al zolang geleden. Namens de journalistiek adviseerde ik op het departement van justitie in Den Haag de toenmalige minister Sorgdrager over de relatie tussen journalistiek, politie en justitie. Het was een klein college, Pim Gaanderse namens het college van hoofdredacteuren, ik en enkele voorlichtende ambtenaren. Al snel kregen we in de gaten dat de minister niks met onze adviezen deed en bespraken we onze eigen wederwaardigheden onder mekaar. Het was een leuk clubje mensen. Op een dag legde ik die functie neer, ik geloof niet dat de minister dat merkte. Toen ik nog lid was van dat clubje werd ik wel eens uitgenodigd voor feestjes bij de minister thuis. Ik ben schuw dus ging er nooit heen, maar ook om de boel en relatie zuiver te houden. Wiens borrelhapje men eet, diens woord men spreekt.
Bambi, mijn collega in misdaadzaken, en ik spraken regelmatig af in Amsterdamse hotels met zware criminelen die er belang bij hadden hun wederwaardigheden aan ons als misdaadverslaggevers te vertellen. Ik was de oudste in leeftijd van de twee en Bambi vond het daarom verantwoord dat ik als eerste het restaurant van het hotel binnen ging om de locatie te inspecteren en de gasten te verwelkomen. Vielen er geen schoten dan hield Bambi nog een half uurtje de parkeerplaats van het hotel in de gaten, of er geen auto’s met zwaargewapende boeven verschenen die het op de criminele man in het restaurant hadden voorzien. Voor je het weet ben je dood als verslaggever, de boeven kijken niet zo nauw. Bambi vervoegde zich dus later bij ons. Die ontmoetingen waren best wel tricky, onze gesprekspartners waren geen winkeldieven maar coke snuivende en met vuurwapens uitgeruste boeven, moordenaar soms, die geweld niet schuwden. Daarom spraken we op vriendelijke toon met hen, zonder de indruk te wekken dat wij een van hun waren.
Nadat ik de leer van de Boeddha ging praktiseren, sommigen noemen zich dan boeddhist, en daarover ook ging schrijven, bezocht ik in Amsterdam wel boeddhistische centra en er buiten boeddhisten om te te interviewen. Het viel me op dat de zon vaak scheen tijdens die interviews. Al waren de artikelen niet altijd zonnig van aard. Na de interviews ging deze goedmoedige verslaggever altijd een hapje eten bij een eethuis in de buurt, waar Amsterdam zo bekend om staat, alvorens de stad te verlaten. Schrijven maakt hongerig.
Moedig voorwaarts!
BIJSLUITER: het lezen van deze columns kan leiden tot groot geestelijk ongemak, woedeaanvallen, depressies, onbeheerst gedrag, angstaanvallen, maagzuur, zweten, ongeloof, twijfel aan eenieder, straatvrees, lange tenen en het geloof in het eigen gelijk. Bij de lezers. Scheldpartijen en een onbedwingbare drang om te reageren zijn waargenomen. Sommigen willen mij corrigeren. Of bedanken. Of prijzen. De drang om in verzet te komen is waargenomen, het abonnement op te zeggen. Sommigen besluiten de krant niet meer te lezen, of te boycotten. Er kwaad over te spreken. Te janken of te vloeken. De straat op te gaan om te demonstreren maar niet weten waartegen. Het boeddhisme de rug toe te keren. Of aan de drugs te gaan. En zo gaat het maar door.