Stel dat je er ondanks alle vicieuze cirkels en regressies toch in zou slagen je kennis van de werkelijkheid zeker te stellen.
Hoe weet je dan of die werkelijkheid echt is?
Hoe weet je of je leven meer is dan een idee of een droom of een waan of een hallucinatie of een visioen of zelfsuggestie of hypnose of een goddelijke of duivelse illusie?
Misschien ben je alleen maar een databestand op een geheugenchip (Total Recall).
Misschien ben je alleen maar een computergestuurd lichaam drijvend in een lauwwarm vruchtwaterbad (The Matrix).
Misschien ben je alleen maar een lichaamloos brein in een vat (William and Mary).
Misschien ben je alleen maar een toeschouwer van andermans leven (Being John Malkovich).
Misschien ben je als de Chinese wijze die zich afvroeg of hij zelf had gedroomd dat hij een vlinder was of dat die vlinder had gedroomd dat hij hem was.
Misschien speelt de wereld zich wel helemaal af in je eigen bewustzijn (solipsisme).
Misschien is de wereld alleen maar jouw ervaring van die wereld (externalisme).
Misschien lig je op dit moment wel in coma en verbeeld je je alleen maar dat je dit leest.
Misschien ben je Joost weet wie, wat of waar en verbeeld je je alleen maar dat je je dit alleen maar verbeeldt.
Misschien zijn we allemaal slachtoffers van een grote bedrieger* die ons kan laten denken wat hij wil.
* Le malin génie is een bedenksel van de grote bedrieger René Descartes (1596-1650) of van de grote bedrieger die hem dat deed denken.
Is het waar, dromen we dit leven alleen maar?
Zo voelt het niet, dat geef ik meteen toe.
Maar ja, als je droomt voelt het meestal ook niet als een droom.
Tenzij je droomt dat je droomt natuurlijk, maar dan voelt de droom waarin je dat droomt weer niet als een droom.
Laten we de vraag hoe je moet vaststellen wat werkelijk is, het illusieprobleem noemen, en de redenering dat dat niet kan het illusieargument.