Zondag ben ik begonnen met het opruimen van de inloopkast in de Kloosterbunker. Dat was nodig omdat het een smijt-maar-naar-binnen-ruimte was geworden. Bij het uitruimen kwam ik een oude verhuisdoos tegen met erin een kunststof box waarin papieren. Pas gisteren opende ik de box en zag dat er kaarten, brieven en documenten van mijn een paar jaar geleden overleden zus Truus in zaten. Direct na haar overlijden en het regelen van de begrafenis had ik haar administratie en foto’s al geordend maar maandag realiseerde ik me dat ik een deel in een box had gedaan omdat het toen -ook geestelijk, te veel was om te verwerken.
Daar lagen ze dan, getuigen uit een onverwacht afgebroken leven – mijn zus stierf aan een griepgolf vlak voor de kerstdagen. Ik woon in hetzelfde appartementsgebouw als waar mijn zus woonde, maar ik denk niet vaak aan haar. Toen ik klein was trokken we vaak samen met elkaar op, gingen naar de kermis en naar wielerwedstrijden in het land, deden echt leuke dingen. Sinterklaas was een feest. Lekker in het gras in de tuin liggen. Troetelnaampjes. Maar toen ik een puber werd bekoelde onze relatie, ik wilde vrij zijn en zij wilde controle houden over mijn leven, zo voelde ik dat. Anderen hadden diezelfde ervaring. Op de afscheidsavond van Monuta waren er drie mensen -een nichtje en haar man, ik en en een ander – geschoffeerd- nichtje dat naar het dode lichaam van mijn zus kwam kijken. Veel door haar gekwetste mensen, vrienden en familieleden, konden het niet opbrengen om haar de laatste eer te bewijzen.
En zo ging ik gisteren de stapels getuigenissen ordenen en ik raakte er behoorlijk van onder de indruk. Aangedaan zelfs. Kaarten van mijn opa en oma aan haar, mijn moeder die haar bedankte voor de reisjes die ze samen ondernamen, brieven van nichten uit mijn Friese familie, van een broer en zus die nog wel contacten met haar onderhielden. Uitnodigingen voor een kinderfeestje. Tante Truus, je komt toch zeker. Een trouwkaart van een man die zwaar verliefd op was, maar uiteindelijk toch met een andere vrouw trouwde. In de stapel ook getuigschriften van bedrijven waar mijn zus als boekhouder in dienst was, zoals bij Co-Op De Vooruitgang in Rotterdam. En dan al die foto’s, mijn zus als baby, als meisje, als jonge vrouw, zich toen niet bewust van het feit dat mensen het niet op konden brengen om naar haar laatste avond op deze aarde van Monuta te gaan. Een neefje schreef dat hij de uitvaart niet kon bijwonen omdat hij midden in een verhuizing zat.
Het doornemen van al die getuigenissen viel me steeds zwaarder. Allerlei gevoelens kwamen bij mij boven, had ik er niet meer moeten zijn voor haar, de lievelingszus uit mijn jeugd. In de box zaten brieven en kaarten van familieleden die wel het contact met haar bleven onderhouden. Niet veel, een paar. Familieleden waar we beiden mee verenigd waren in onze gescheiden levens.
Ik maakte een doos open waarop in het handschrift van mijn moeder stond geschreven: Bruidssluier van mijn huwelijk, 1934 en ‘jouw eerste lakschoentjes’. De bruidssluier van mijn moeder zat er niet meer in, wel de lakschoentjes van mijn zus waarin ze haar eerste stapjes op deze wereld zette. Elke reis begint met een eerste stap, die van mij, jou, van mijn zus. Soms is er een kunststof box met herinneringen nodig om die reis van de ander te ervaren. En niet meer te spreken van een verloren leven. Uitruimen en ordenen. Weer samen zijn.
Moedig voorwaarts!