Als je Aanwezig bent, ben je in het hier en nu, in het ergens en gisteren, in het daar en morgen, in het overal en overmorgen, in het nergens en (n)ooit. Onafgebroken en ononderbroken.
Wat is Aanwezig-zijn? Er zijn mensen die van mening zijn dat Aanwezig-zijn iets heel bijzonders is. Iets wat volkomen afwijkt van onze saaie of turbulente dagelijksheid. Langere tijd dacht ik ook dat Aanwezig-zijn een soort mystieke verhevenheid was. Het was vast een staat waarin je waarneming er één of meer dimensies bij kreeg.
Laatst zat ik op de fiets en moest trappen, sturen, op kuilen in de weg letten, op het verkeer, overstekend wild, ik moest de route in de gaten houden. En dat allemaal tegelijk. Mijn zintuiglijk gewaar-zijn nam alles in zich op terwijl ik me bewust werd van de zweetdruppels die langs mijn voorhoofd liepen. Mijn edele delen lieten me via pijnsignalen weten dat de tocht wel érg lang duurde. Gedachten, herinneringen die nergens of soms ergens op sloegen – het verschil bedenken we zelf – kwamen op en gingen weer. Intussen werd ik ingehaald door een jonge vrouw op een racefiets. Ze had een paardenstaart, die achter haar aan wapperde in de slipstroom. Ik vond dat een leuk gezicht, terwijl ik een steen ontweek die op de weg lag. Ik herinnerde me hoe ik ooit door iemand werd ingehaald toen ik zelf nog aan wielrennen deed. Het was ook een vrouw. En ja, dat kon mijn macho-ik natuurlijk niet op zich laten zitten. In die jaren had ik daar best nog veel last van. Ik haalde haar in en reed haar los. Dacht ik. Dropendrover, heette dat in de wielrennerij. Na een minuut hoorde ik hoe iemand achter mij de neusgaten leegblies en kreeg ik op mijn beurt een dropendrover te verwerken. Dezelfde vrouw. Voor enige zelfreflectie had ik geen tijd, deze vernedering moest natuurlijk meteen ongedaan gemaakt worden. Ik zette de achtervolging in. Opnieuw: dropendrover. Toen ze me voor de derde keer nadat we met dit inhaalspel begonnen voorbij zoefde, keek ik, met mijn tong vrijwel op het stuur en in acute ademnood, eens goed naar haar gezicht. Ze grijnsde, liet haar gespierde achterdeel uit het zadel omhoogkomen en gaf me – deze keer definitief – het nakijken. Het was Keetie van Oosten–Hage, heersend wereldkampioen op de weg. Een vrouw met een indrukwekkende palmares. Zinloos om te proberen dié terug te pakken, moest mijn macho-subpersoonlijkheid tandenknarsend erkennen.
Dat ging allemaal door me heen toen ik op mijn elektrisch ondersteunde fiets zat. Die elektrische ondersteuning mág, op mijn leeftijd. Terwijl ik trapte, stuurde, op kuilen in de weg en het verkeer lette, alert was op de route en overstekend wild, me pijnlijk bewust van mijn zere achterste, de zweetdruppels langs mijn voorhoofd, de jonge vrouw mèt paardenstaart die me het nakijken gaf, en de herinnering aan de grijns van Keetie van Oosten-Hage. Onderwijl hield ik ook nog het display op het stuur in de gaten. Wie had ook maar weer ooit verzonnen dat mannen niet meerdere dingen tegelijk kunnen doen? Gedachten kwamen en gingen, maar dat is geen enkel probleem. Dat hoort bij mijn natuur, dat gedachten komen en gaan. Dus geen bijzondere aandacht aan besteden, tenzij je praktische problemen moet oplossen. Als je meer het Gewaarzijn wilt beoefenen, kun je als grondhouding instellen dat je gedachten niet volgt. Doe je dat wel, en laat je jezelf afleiden, bent je minder tot niet in Gewaarzijn. Dat is niet zo eenvoudig, maar ook niet erg. Het wordt pas een probleem als je vindt dat het een probleem is.
Autorijden is een minder poëtische metafoor. Oplettendheid op het verkeer en de weg, mag je hopen. Terwijl je in gesprek bent met een medepassagier. Of luistert naar de radio. Je zintuigen geopend, terwijl de oplettendheid op de veiligheid en de rijvaardigheid blijft.
Intussen bleef ik me, trappend en sturend, volledig bewust van al het andere om mij heen en in mijzelf. Aanwezig in al mijn waarnemingen.
Sommige mensen denken dat ze Aanwezig-zijn moeten beoefenen op een kussentje, of in een tempel in doodse stilte, afgesloten van storende omgevingsfactoren. Flakkerende kaarsjes, kringelende wierook, ogen gesloten en hun adem volgen. Of mantra’s zingen. Naar gedachten kijken. En je goed voelen, of juist niet. Of contempleren over de Vergankelijkheid. En dat, terwijl één of meer boeddhabeelden vanaf een altaar glimlachend toezien. Het kan nóg eenvoudiger. Een stukje gaan fietsen, bijvoorbeeld. Of wandelen. Met alle zintuigen wijd open.
In volledige, spontane Aanwezigheid.
zeshin zegt
Als men het heeft over aanwezig zijn in het hier en nu, bedoeld men eigenlijk ’tegenwoordigheid of helderheid van geest’. Het is onzinnig te beweren dat iemand niet hier en nu is, waar zou hij/zij anders kunnen zijn, tijdreizen kan alleen nog maar in de ruimtevaart en dan ook nog niet meer dan een paar minuten.
Henk van Kalken zegt
Waarom zegt ‘men’ dan niet tegenwoordigheid of helderheid van geest? Met ‘hier’ wordt waarschijnlijk de plek waarop je staat en de omgeving die je waarneemt bedoeld. Maar omdat alles met elkaar verbonden is, geen begin of einde heeft is het in feite nutteloos om iets ‘hier’ te noemen (anders dan in het spraakgebruik). Hetzelfde geldt voor ‘nu.’ Juister, maar ook niet heel precies, zou de term ‘Aanwezig-zijn’ zijn.
Piet Nusteleijn zegt
Waarom toch ingewikkeld?
Nu is gewoon nu.
Hier is gewoon hier.
Je bent altijd aanwezig, ook al ben je totaal van de kaart of vergeetachtig, of slaperig of dommig bezig.
Met veel aandacht heb ik “aanwezig-zijn” gelezen.
Maar wie of wat kijkt er naar gedachten?
“Als je Aanwezig bent” , zo stapt Henk op zijn fiets.
Wie of wat is die “je”. Dát is zo interessant.
Wie of wat is die “je” die altijd aanwezig is.
Met “helderheid van geest” (clean denken) gaan we proberen de vraag te beantwoorden.
Henk van Kalken zegt
Aanwezig in – idealiter – helder waarnemen.
En ‘Je’ bestaat niet anders dan tijdelijk en in elkaar geflanst. Er bestaat geen waarnemer die naar gedachten kijkt. Hetgeen ‘je’ er niet van te weerhouden hoeft om het toch te doen.
Ardan zegt
Erg goed artikel. Humoristisch. Prachtig geschreven. Bedankt!