Heel lang geleden zat ik als journalist begin van een avond bij een man thuis die eind van de middag van diezelfde dag onder zand terecht was gekomen en dreigde te sterven. Die man werkte bij een grondverwerkingsbedrijf en was ’s morgens met een schop begonnen het zand van een grote hoop- ik mag wel zeggen een zandberg, op een lopende band te gooien. Al scheppend werden de de zandwanden hoger om op een gegeven moment in te storten, de schepper tot boven zijn kruin bedelvend. De brandweer kwam eraan en begon de arbeider uit te graven. De brandweerlieden vreesden het ergste maar de schepper bleek nog in leven. Hij vertelde de hulpverleners dat hij een beetje kon blijven ademen door al blazend een schachtje te maken tot boven het zand. Terwijl de druk op zijn borst steeds groter werd.
Ik zat bij die man thuis aan de keukentafel naar zijn emotievolle verhaal te luisteren. Een arbeider die de zanddood in de ogen had gekeken. Hoe reageerde je vrouw op dit verschrikkelijke gebeuren en je wonderlijke redding, vroeg ik. De man keek mij aan en zei: ‘Ze had de eettafel al afgeruimd toen ik thuiskwam.’
Het leven lijkt op een zandhoop, als je geboren wordt is het een flinke berg met verwachtingen en mogelijkheden. Naarmate je ouder wordt worden de wanden hoger en dreigt er instortingsgevaar. Ik vergelijk het met een berg suiker die doordrenkt wordt met levenselixer- de suiker verdwijnt voor het oog, de elixer wordt het leven zelf.
Op een gegeven moment is alle suiker vloeibaar geworden en ga je dood of ben je ontwaakt. Vorm en leegte, leegte en vorm.
Moedig voorwaarts!