Ineens merkte ik dat de doorgaans enkele kilometerslange drukke klinkerweg door het Kralingse Bos, normaal met veel geparkeerde auto’s, fietsers en voetgangers, afgelopen woensdag totaal verlaten was. Ik kwam uit werkoverleg met een redacteur van het BD waarin we een mooie door hem te schrijven serie bespraken en genoot daar- in de auto nog van.
De stilte was beangstigend, surrealistisch, onheilspellend, ik zag pas na een kilometer op een pad een man, hij verroerde zich niet. Op de weg, in het bos, op de paden, het gras, tussen de bomen, niemand te zien. Ik voelde me een Joachim Stiller, een man te midden van een krankzinnige situatie. Waar waren al die wandelaars, horecabezoekers, fietsers? Hadden ze zich teruggetrokken, verstopt, om mij bang te maken? Zond de Heer van de Dood mij een boodschap? Was dit de toekomst?
In de verte stond de molen waar mijn moeder ooit met haar ouders woonde. Normaal gesproken denk ik aan het popfestival Kralingen als ik door het bos rijd. Het zijn mooie herinneringen.
Ik zag alleen de lege weg, de verschrikkelijke stilte en leegte. Maar ik genoot er niet van. Ik was bang omdat er behalve de roerloze man en ikzelf niemand was en ik dat niet kon verklaren.
Moedig voorwaarts!