Een paar weken geleden zag ik hem op straat lopen met alleen de kleine hond. Ik stond op het punt in de auto te stappen, hij passeerde mij op 10 meter afstand, en ik had hem willen vragen waar de grote hond was maar ik zag aan zijn lichaamstaal dat hij alleen wilde zijn- met de kleine hond.
Een paar dagen geleden ontmoette ik hem bij de ingang van de Kloosterbunker. Weer alleen met de kleine hond. Hij keek mij aan en ik vroeg: ‘Waar is de grote hond?’ Die is dood, antwoordde de man, in april heb ik haar al laten inslapen, ze kon nog 10 meter lopen, het hart was kapot. Ze was pas 4 jaar oud.’
De grote hond is een Sint Bernardhond en ik wist hoe de man eraan gehecht was. Als ze op straat liepen, de man, de kleine hond en de Sint Bernhard, voelde je de liefde tussen die drie zonder dat het klef werd. De honden stonden onder commando maar er werd nooit geschreeuwd. Het gezag, de rangorde, was organisch.
De man begon te vertellen over zijn verdriet, het gemis, hartfalen, de dierenarts, de dierencardioloog, het afscheid – ‘het is net alsof je je moeder wegbrengt’- en dat hij nog regelmatig op een bankje bij het dierencrematorium zit om te kijken naar de urnen van al zijn overleden honden. Keurig op een rijtje. Zijn stem was vlak en hijzelf geëmotioneerd.
Het verdriet ook dat hij en de kleine hond nog steeds voelden. Hij vertelde de eerste maanden na de dood van de grote hond het menselijk contact met vrijwel iedereen te hebben gemeden. De kleine hond werd alleen ’s avonds uitgelaten of als er niemand op straat was. De man had geen behoefte- kon het niet opbrengen, om zijn immense verdriet te delen, vragen te beantwoorden zoals ‘Waar is de grote hond?’
Maandag ging hij naar een kennel, vertelde hij, om naar een nieuwe Zwitserse puppy te kijken. Nieuw leven maakt het grote verdriet iets draagbaarder.
Moedig voorwaarts!