“Wat gelooft u eigenlijk?” vroeg iemand mij laatst. Hij was naast mij komen staan, in de pauze van een voorlichtingsavond over het een of ander.
“Ik geloof alles,” antwoordde ik, “En daardoor niets.”
De man naast mij zette grote ogen op. Als reactie daarop zei ik: “Alles geloven en niets geloven komen volgens mij op hetzelfde neer.”
“Dat is niet waar,” zei de man.
“Dat gelooft u,” zei ik, en kreeg onmiddellijk als antwoord: “Dat geloof ik niet, dat weet ik zeker!”
Ik dacht even na, zei toen: “Er is niets waarvan ik durf zeggen dat ik het 100% zeker weet”.
“En daarmee wilt u natuurlijk zeggen u eigenlijk alles al weet?”, schamperde mijn gesprekspartner.
“Ja,” zei ik, “Eigenlijk weet ik alles al, maar daar kan ik niet zoveel mee. Alles is voor mij gewoon te veel. Ik heb geen overzicht en raak er door in de war. Ik vind het ontzettend moeilijk om uit alles wat ik al weet, steeds weer die weetjes te halen die nuttig zijn. Dat lukt zelden. Daarom ben ik zuinig op het pakket weetjes dat ik in de loop van mijn leven heb verkregen, met dank aan iedereen die geholpen heeft. En ik ben dankbaar voor het beperkte inzicht dat mij gegeven is in alles dat ik weet, want ik ben volstrekt niet bij machte om alles wat ik weet te doorzien! Het is – ik zeg het nog maar een keer – te veel…”
Er kwam lange tijd geen weerwoord. Tenslotte hoorde ik een gemompeld: “Bullshit” en stond weer alleen.
Dit soort gesprekken heb ik zo af en toe met wildvreemden. Met bekenden heb ik ze bijna nooit meer, doordat de meeste mensen die mij goed kennen tactieken hebben ontwikkeld die uitsluitend leiden korte babbels over koetjes en kalfjes. Op zoiets als: “Ik geloof alles – en daardoor niets” reageren zij niet meer, of ze maken zich er van af met zinnetjes als: “Wil je één of twee zoetjes in je koffie?”. Dan zeg ik: “Doe maar twee”, en vervolgens gaat het gesprek een volstrekt andere kant op. Maar héél soms gebeurt dat niet direct, zoals toen mijn dochter en ik ’s avonds in het donker buiten aan de wandel waren om onze noodzakelijke dagelijkse hoeveelheid lichamelijke beweging te verkrijgen.
Wij sloegen juist een hoek om toen mijn dochter plompverloren opmerkte: “Jij bent geen goede boeddhist, want je bent op zoveel punten helemaal niet consequent in…” en ze noemde een paar zaken op, zoals wel / geen vlees eten; wel / niet afwijzen van geweld; wel / niet altijd gelijkmoedig gehumeurd zijn; wel / niet altijd dit of dat; wel / niet nooit dit of dat.
“Tja…” zei ik daarop en dacht een paar stappen na, “daar zou je best eens gelijk in kunnen hebben. Maar wát als een goede boeddhist nu eens per definitie niet consequent is?”
“Hoe bedoel je dat? Leg uit!” riep zij uit. Ik blij! Eindelijk mocht ik weer eens wat uitleggen.
“Oké. Om te beginnen heb ik moeite met ‘-ismen’ en met de volgelingen daarvan. Of het nu om katholicisme gaat of over protestantisme; dan wel over hindoeïsme, islamisme, humanisme, boeddhisme of zelfs atheïsme; het maakt mij niets uit. Ik vind al die -ismen op dezelfde manier dom. Dat geldt ook voor het kapitalisme, economisme, materialisme, marxisme, socialisme en weet-ik-wat-al-niet-meer-ismen. Alle –ismen zijn op dezelfde manier even dom. Christendom, Hindoedom, Islamdom, Humadom, Boeddhadom, Ik-geloof-nergens-in-dom. Dom, dom, dom! De begrippen bestaan niet, maar je begrijpt ongetwijfeld wat ik bedoel als ik zeg: ‘Kapitaaldom, Economiedom, Materiedom, Sociaaldom… Ismedom!'”
“Wat wil je daarmee zeggen?”
“Wat ik ermee wil zeggen is dat ik geen enkele leer ken, en geen enkel systeem, dat altijd, overal op alles het juiste antwoord heeft; of het juiste dekseltje heeft voor precies dát potje. En dat betekent dat consequent zijn geen oplossingen en antwoorden biedt voor alle problemen en vragen waar je als mens tegenaan loopt. Consequent zijn is belangrijk wanneer het betekent dat je in al wat je doet of laat dicht bij je zelf blijf; je jezelf niet steeds anders voordoet dan je bent en blijft handelen en redeneren in overeenstemming met de realiteit waarin je je bevindt. En dáárin zit de moeilijkheid: de realiteit waarin je je bevindt is een uiterst complex geheel. De realiteit is zo complex, dat ik voortdurend moet kiezen tussen wat volgens mij juist is om te doen of te laten en wat niet – onder steeds wisselende omstandigheden. De ene keer is vlees eten niet juist. De andere keer is het dat wél. De ene keer is afwijzen van geweld juist; de andere keer is het dat niet.”
“Dat snap ik,” antwoordde dochterlief, “Maar dat gelijkmatige humeur dan? Als boeddhist hoor je toch onder alle omstandigheden een gelijkmatig humeur te hebben?”
“Wie je dat heeft wijs gemaakt, weet ik niet,” antwoordde ik, “Maar volgens mij heeft het niets met navolgen van Boeddha te maken. Ook niet met navolgen van Christus trouwens. Dat laatstgenoemde zelfs flink boos kon worden, kun je nalezen in de bijbel! En ik vermoed dat Boeddha ook wel eens flink boos is geweest. Sterker nog: ik zou ieder vertrouwen in Boeddha of Christus verliezen wanneer er bewijzen zouden zijn dat zij altijd onder alle omstandigheden hetzelfde gelijkmoedige humeur zouden hebben gehad. Dan waren het namelijk robots geweest. Of marionetten. Het zouden in ieder geval géén mensen zijn geweest die na te volgen zijn.”
“Wat bedoelen ze dan met ‘gelijkmoedigheid’?”
“Volgens mij wordt daarmee bedoeld dat je er voor op moet passen dat gevoelens -zo je wilt je humeur en je emoties- jou niet gaan besturen. Zolang jij boos bent, is er niets bijzonders aan de hand. Zodra de boosheid jou te pakken heeft, dán is er stront aan de knikker. Zolang jij blij bent, prima. Zodra blijheid jouw gedrag gaat bepalen: pas op! Gelijkmoedigheid betekent dus: blijf zelf aan het stuur van je gevoelens, je humeur, je emoties.”
“Dan ben je dus toch niet een goed boeddhist, want soms…”
Ik knik en zeg niets. Ja, soms ben ik de greep op het stuur even kwijt, vooral als de golven van de werkelijkheid om mij heen al te hoog worden en mijn scheepje heen en weer slingert. Daar moet ik aan werken. In ieder geval: als ik weer eens van het stuur los geslagen ben, moet ik het grijpen zodra ik weer op de been ben.
“Ik zal mijn best doen,” beloof ik.
Keer op keer op keer op keer…
Héél consequent.
Kay zegt
Geloof Vertrouwen en zelfvertrouwen
Geloof is een algemeen woord, in het sanskriet ‘sraddhaa’ het geloof van de ziel in het bestaan van het Goddelijke, wijsheid, kracht, liefde en gratie – vertrouwen en zelfvertrouwen zijn aspecten van geloof en in de resultaten ervan.
Vertrouwen is een gevoel van zekerheid dat het Goddelijke helpt en zal luisteren als het oprecht geroepen wordt, en dat al wat het Goddelijke doet, het beste is.
Vertrouwen is de volledige afhankelijkheid van de geest en het hart door de goddelijke ondersteuning en bescherming.
Wat boeddhisme doet is extreem de nadruk leggen op de onwerkelijkheid van deze wereld en wereldse verlangens. Het eerste principe van het boeddhisme is dan ook ontkenning, negatie en twijfel aan alles, het is ontkenning van het mens zijn, het bestaan en realiteit.
De overdreven nadruk van het boeddhisme op rust en zelfverlochening is onverstandig en heeft een tweedeling gecreeerd in de samenlevingen van Azie, er zijn twee klassen ontstaan, de monnik en leek. Deze tweedeling houd in dat de mens van de wereld inferieur is aan de monnik en daarom zijn wereldse activiteiten van het minste belang, deze verdeling zorgt voor disharmonie en is oorzaak voor verwarring in de samenleving. Het artikel van de Dharmapelgrim veroorzaak verwarring en tweedeling, al is dat niet voor iedereen even duidelijk.
Geloof, zelfvertrouwen en vertrouwen zijn belangrijke kwaliteiten van de wereldse mens.
Gerry Verbeek zegt
Tja, … en nu weer moedig voortgaan.
Zeven keer vallen, acht keer opstaan.
Gerry
Ruud van Bokhoven zegt
Geloof is in feite niets, want daarom denk je(geloof je) dat er iets is. Boeddha vroeg aan de brahmanen zeven generaties terug te gaan wat hun voorouders betreft. Ook zij hadden geen God gezien, dus hadden zij hun kennis van een blinde geleerd.
Vertrouw in jezelf en daarmee je eigen leven bepalen.
Carla zegt
Bedankt, Dharmapelgrim, voor je (h)eerlijke verhaal.