Mijn moeder was er niet flauw in- de drie jongens in haar gezin moesten dezelfde huishoudelijke taken in het gezin vervullen als de drie meiden. Dus wij leerden strijken. Vroeger had je houten strijkplanken en geen stoomstrijkijzers. Als het er echt op aankwam persten wij broeken door er een vochtige theedoek op te leggen.
Vandaag was het weer strijkuurtje. Ik zoek dan op het bed neergesmeten vers gewassen kledingstukken, selecteer er vijf en ga aan de slag. Ik strijk met een hartstikke modern stoomstrijkijzer op een moderne strijkplank. Het ijzer slaat na een minuut niet strijken vanzelf af. Dat is wel handig omdat ik soms vergeet het ijzer van het elektriciteitsnet te koppelen.
Strijken is voor mij meditatief. Het warme vocht strijkt de plooien recht, de geur van het wasmiddel drijft in mijn neusgaten. Het ijzer puft en zucht. Ik niet. Mijn geest is in rust.
Tegenwoordig moet ik wel denken aan de enorme verspilling van water en vervuiling die veroorzaakt wordt door het verven van broeken. En kinderarbeid. Het is goed om daar bij stil te staan en andere stoffen aan te schaffen. Ik besef ook tijdens het strijken dat mijn kleding en ikzelf als drager deel uitmaak van een lange keten van mensen en gereedschappen- het planten van katoen, de beregening, het plukken, het verwerken enzovoort, die uiteindelijk leiden tot het kledingstuk dat ik strijk. Er zijn honderden mensen aan te pas gekomen.
Ik neuriede tijdens de strijk: Blijf bij mij Heer. Vorige keer de Internationale.
De versgestreken broeken en hemden gaan de kast in. Daarin huist een mottengezin- ondanks al mijn voorzorgsmaatregelen. Eet smakelijk, denk ik dan. Maar ik zeg het niet. Je moet een mot niet op een broek binden.
Moedig voorwaarts!