Vandaag belde ik mezelf op. Het werd een aangenaam gesprek zonder last of ruggenspraak, spontaan ook. Ik sprak met mezelf omdat ik twee draagbare telefoons heb. Een al wat oudere ferme zwarte Nokia met twee kaartsleuven van wie er een gevuld is met een prepayt simkaart van Vodafone en een andere draagbare met een groot beeldscherm waarin ook twee sleuven waarin een abonnementskaart van T. en eentje van KPN waarmee ik sms. De kaart van KPN heb ik onlangs opgewaardeerd.
Ik benadruk dat ik geen groot beeldscherm telefoontoestel zou hebben als ik geen redacteur van een krant was. Op die telefoon komen dagelijks veel mails binnen. De zwarte Nokia zou ik dan in de uitstand die ik dan weer inschakel gebruiken als ik vast kom te zitten in de lift, pech krijg of anderszins. Ik heb ook nog een vaste telefoonaansluiting maar daar weet ik het nummer niet van.
Terug naar het verhaal. Ik besloot de kaart van Vodafone ook weer op te frissen om het tegoed niet te laten verlopen en wilde daar anderen niet mee lastig vallen. Dus ik besloot mezelf te bellen. Aan beide oren een draagbaar toestel. Ring, ring. ‘Ja, met Joop’, waarom ik ja zeg weet ik ook niet. Als mijn vriendin mij belt- haar nummer herken ik- vraag ik altijd: Ben je het zelf? Want er zijn ook computers die bellen.
Ik hoorde mezelf met die draagbare telefoons aan beide oren vragen: ‘Waarom bel je?’ Ik wist dat natuurlijk wel, om de Vodafone op te frissen. Maar ik wilde het gesprek op gang brengen en houden. Dus ik antwoordde: ‘Ik wilde je even spreken.’ De ene alter sprak met de andere. Zonder een zelfstandig ik, heel verfrissend. Op straat of in een winkel moet je zo’n exercitie niet uithalen want dan bellen ze de verwardendienst en word je opgesloten. In de beslotenheid van de Kloosterbunker kon het natuurlijk wel. Ik kon de verwardendienst ook niet bellen- zelfs al had ik dat gewild, omdat beide telefoons met elkaar in gesprek waren. Na een paar minuten legde ik neer, ik wist niet meer wat te vertellen. ‘Dag Joop’, sprak ik, ‘dag hoor’, zei de andere zelfde Joop.
Zo de kaart was weer opgefrist.
Ik ben al weken verkouden, het ebt weg en keert terug. Ik kus niemand meer en schud ook geen handen. Het heerst, zeggen mensen in mijn omgeving. Gisteren vroeg een vriendin- een non in een klooster, zuster noem ik haar- aan mij of ik de draagbare telefoontoestellen wel regelmatig ontsmet en kiemvrij maak om eigen besmetting te voorkomen. Daar had ik nog niet aan gedacht. Morgen even naar de drogist een ontsmettingsmiddel kopen. Er is veel wijsheid in een klooster.
Zo blijft een mens zorgen. Is het niet voor een puppy, een kind of een kanarie, dan wel voor een telefoon. Het leven is ingewikkeld.
Het is overigens altijd de moeite waard om jezelf eens tegen het licht te houden, een gesprek aan te gaan. Het pad te kuisen of te ontsmetten.
Moedig voorwaarts!