Separatistische opstandelingen in de zuidelijke grensprovincies van Thailand hebben vrijdag twee boeddhistische monniken gedood bij een aanval op een tempel. Human Rights Watch (HRW) noemt de moorden en een aanval op een plaats van religie en gebed een oorlogsmisdaad.
Separatistische opstandelingen in de Thaise provincie Narathiwat vielen vrijdagavond de Wat Rattanaphab tempel aan en doodden twee boeddhistische monniken, onder wie de abt Phra Khru Prachote Rattanarak, en verwondden twee anderen. Getuigen vertelden Human Rights Watch dat zij met geweren bewapende mensen op motorfietsen aan zagen komen die de tempel binnendrongen.
‘De afschuwelijke aanval op boeddhistische monniken door opstandelingen in het diepe zuiden van Thailand is moreel verwerpelijk en een oorlogsmisdaad, en de verantwoordelijken moeten ter verantwoording worden geroepen’, stelt Brad Adams, directeur Azië van HRW. De Thaise autoriteiten hebben alle boeddhistische monniken in de provincies Pattani, Yala, Narathiwat en Songkhla geïnstrueerd om in tempels te blijven en hun dagelijkse ochtendroutine van het verzamelen van aalmoezen te stoppen.
Sinds het uitbreken van de gewapende opstand in januari 2004 hebben Barisan Revolusi Nasional (BRN) opstandelingen zich gericht op boeddhistische tempels en monniken, die zij beschouwen als emblematisch voor de bezetting van etnisch Maleisisch moslimgebied door de Thaise boeddhistische staat. Minstens 23 monniken zijn sindsdien gedood en meer dan 20 gewond. De opstandelingen hebben zich ook gericht op veiligheidspersoneel dat is aangesteld om monniken een veilige doorgang naar en van de tempels te bieden.
Ondanks een vredesdialoog tussen de Thaise regering en separatistische groeperingen onder de paraplu van Majlis Syura Patani (Mara Patani), hebben de BRN-opstandelingen de aanvallen op burgerdoelen niet gestaakt. Thaise veiligheidstroepen en milities van de regering hebben ook talrijke schendingen van de oorlogswetten en internationale mensenrechtenwetgeving tegen Maleisische moslimburgers en verdachte BRN-leden begaan. Buitengerechtelijke executies, gedwongen verdwijningen en martelingen kunnen niet worden gerechtvaardigd als represailles voor opstandige aanvallen, stelt HRW.
De situatie is verergerd door een diepgewortelde cultuur van straffeloosheid voor misbruik door ambtenaren in de zuidelijke grensprovincies. De regering heeft geen enkele ambtenaar met succes vervolgd voor misdaden tegen etnische Maleisische moslims die betrokken zouden zijn bij de opstand. Mensenrechtenverdedigers en advocaten zijn geconfronteerd met intimidatie, dreigementen en strafrechtelijke aanklachten wegens vermeende misstanden door Thaise veiligheidstroepen.