Volgens sommige filosofen kan de wijsbegeerte mensen troost bieden. Wanneer we troost omschrijven zoals Wikipadia dat doet, staat troost voor ‘het bemoedigen van iemand die lichamelijk of geestelijk lijdt en het verzachten van diens pijn’. Kan filosofie ons ook troosten? Daar spraken de studenten filosofie de laatste bijeenkomsten over.
Soms is troost bieden niet zo ingewikkeld. Als een klein kind valt troost je dat door over de bol te aaien en lieve woordjes te spreken. Dat kan ook met volwassenen. Je kunt met die laatste categorie ook een kop koffie drinken, een bakkie troost.
Als er ziekte, verlies en dood in het spel zijn is het niet zo gemakkelijk meer. Wat moet je zeggen tegen iemand die dood gaat, niet zo lang meer te leven heeft? Gisteren zeiden de andere studenten tegen mij: je kunt toch verhalen over vroeger gaan ophalen en vertellen. Ze wilden mij troosten in mijn door mijzelf geëtaleerde onmacht om te troosten in een tijd dat alles gelabeld is. En hoe te doen bij…
Mensen hebben de behoefte om het lijden van anderen te verzachten. Ik vertelde dat ik steeds onmachtiger word om te troosten. Dat heeft misschien te maken met ouder worden, ik ben in de herfst van mijn leven, en mogelijk nog verder bij een vroeg invallende winter. Er is al zoveel in mijn leven herhaald. Zoveel getroost ook.
Het lijkt wel of menszijn ook uit modellen bestaat. Woorden zijn woorden, stil aanwezig zijn is stil aanwezig zijn. Soms denk ik na over hoe iemand te troosten en schaam me daar voor. Die drang, om met woorden duidelijk te maken dat je met iemand meeleeft. Holle en al miljoenen keren gebruikte troostende woorden? Een regisseur van de troost? Ik wil die niet zijn.
Toen ik politieverslaggever was kwam ik bij mensen over de vloer die net een naaste hadden verloren door geweld. Ook bij criminelen. Ik kwam er als journalist en nu pas realiseer ik me dat ik die mensen nooit getroost heb met woorden. Ik merkte wel dat ze soms blij waren met mijn aanwezigheid. Andere ‘gewone’ slachtoffers schopten me van de deur af of waren blij dat ze hun verdriet aan mij kwijt konden. Vrienden van mij verloren kinderen. Wat zeg je dan? Dat verdriet is te groot voor de woorden van een ander. Altijd blijven luisteren helpt, niet vergeten worden.
Toen mijn broer redelijk jong stierf beloofde ik hem op zijn sterfbed dat ik voor zijn hond zou zorgen en zijn kinderen bij zou staan. Mijn zus zegde ik toe haar uitvaart te zullen regelen en administratieve taken op me te nemen. Beiden geloofden niet in een hiernamaals en hadden zich verzoend met hun naderend einde. Ze vertrouwden mij, vonden er troost in, in ieder geval rust, denk ik.
Stil naast iemand zitten vind ik ook zo gemaakt. Dat zeiden de andere studenten gisteren ook: Ga er stil bij zitten, je hoeft toch niet te praten. Die adviezen lees ik ook in de boeken van ‘Wilma weet raad’, als ik die zou lezen. Troost kan opstandig zijn, je neerleggen bij het onvermijdelijke.
Toch, op een dag, heel lang geleden, kwam ik als politieverslaggever bij een verschrikkelijk verkeersongeluk. Hulpverleners waren ter plaatse en haalden mensen uit wrakken. Een vrachtwagenchauffeur lag naast de vrachtwagen, zwaargewond, stervend. In die laatste minuten van zijn leven graaiden zijn handen door de aarde onder hem. Niemand had aandacht voor hem. Ik wil zijn privacy niet schenden maar ik ben naast die wildvreemde man gaan zitten en praatte met hem, niet bemoedigend of wat dan ook. Wat moet je verdomme zeggen? Ik wilde hem laten weten dat hij niet alleen was op dat moment.
Het was in een tijd dat er nog niet zoveel boeken waren geschreven over troost. ‘Omgaan met stervenden’ en zo. Of dat je dat geleerd wordt in tv-programma’s. Dat je nog vanuit je hart kon reageren, dat er niemand zei: dan doe je toch zo en zo. De verkilling van de troostadviezen. De gemaaktheid en daardoor ontoereikendheid van de troostwoorden.
Moedig voorwaarts!
Willem zegt
Dank je wel
Henk van Kalken zegt
Mooi belicht fenomeen, Joop. Er bestaat geen enkel zinvol protocol. Ik had eens een zeer verdrietig moment in mijn leven in Friesland. Mijn buurman, een gesloten man, contactarm tot in zijn merg kwam mijn oprit opgelopen. Hij stond in alle onhandigheid naast me , handen in zijn zakken en nadat hij ongemakkelijk twintig keer ‘ja’ had gezegd stond hij zwijgend een minuut of tien naast me. Sloeg me op de schouder en zei ( in het Fries): ‘Nou, het leven gaat door hè. Als er wat is hoor ik ’t wel!’ En hij stampte weer huiswaarts. Ik heb me zelden zo getroost gevoeld.
Piet Nusteleijn zegt
Met deze woorden raakte je me, dank je wel.