Geïnspireerd door hoofdstuk 31 van de Daodejing
Meester Tja zegt:
Mensen juichen, ik niet.
Mensen janken, ik niet.
Mensen hopen, ik niet.
Mensen wanhopen, ik niet.
Mensen scheiden, ik niet.
Mensen verenigen, ik niet.
Mensen doen, ik niet.
Mensen laten, ik niet.
Mensen hechten, ik niet.
Mensen onthechten, ik niet.
Mensen zoeken, ik niet.
Mensen vinden, ik niet.
Mensen spreken, ik niet.
Mensen zwijgen, ik niet.
Mensen zijn verlicht, ik niet.
Mensen zijn verduisterd, ik niet.
Mensen hebben een ego, ik niet.
Mensen hebben een zelf, ik niet.
Mensen willen hetzelfde zijn, ik niet.
Mensen willen anders zijn, ik niet.
Mensen hebben vragen, ik niet.
Mensen hebben antwoorden, ik niet.
Mensen zijn thuis, ik niet.
Mensen zijn onderweg, ik niet.
Mensen zijn aangekomen, ik niet.
Mensen ontkennen het Grote Tja, ik niet.
Mensen erkennen het Grote Tja, ik niet.
Mensen zijn mensen, ik ook.
Mensen zijn onmensen, ik zeker.