Bertus, de kauw, zit tegenwoordig vaak in zijn eentje in de halfdode boom tegenover de Bunker. Er was een tijd dat hij met zijn partner op een kale tak zat. Soms was er een derde kauw- een kind of minnaar van een van de twee. Bertus krast klaaglijk als hij op zijn plekje zit. Laatst zat hij te smikkelen, had een boterham de boom in gevlogen. In de hal van het appartementcomplex hangt een briefje: Rattenplaag, geen vogels voederen. Bij de Gamma in Bunkerstad zag ik laatst een rat zo groot als een kat lopen.
Ik hoop dat Bertus weer gauw verenigd is met zijn partner. De vogel weet niet dat hij Bertus heet, die naam heb ik hem gegeven.
Vroeger kende ik nog een andere Bertus, een merkwaardig maar wel leuk mens. In zijn buitenlamp naast de voordeur had hij een microfoon verborgen. De luidspreker hing in de woonkamer, niet goed zichtbaar. Als Bertus bezoek kreeg en er aangebeld werd, deed hij net alsof hij niet thuis was. Soms hoorde hij het bezoek dan zeggen: ‘Gelukkig is die vent er niet, ik had toch al geen zin om hierheen te gaan. Laten we maar naar huis gaan.’ Breed lachend opende hij dan de deur. Bertus wist graag wat voor vlees hij in de kuip had. Ik sprak nooit bij de voordeur met mijn echtgenote als we bij Bertus op bezoek gingen. Wij kenden het gevaar.
Moedig voorwaarts!