Toen ik een kleine jongen was had ik een oom, een zwager van mijn vader. Nol was zijn naam. Ik noemde hem ome Nol. Het was een vreselijk aardige man, een zuipschuit ook. Als hij bij ons in het Oude Noorden op zijn Solex de straat in kwam rijden hoorde je de lege en volle jeneverflessen al rinkelen in de zijtassen van het vehikel, zogezegd.
Hij noemde mij en mijn broer en zus pepernoten. Hallo, pepernoten, zei hij alvorens ons een zak met schuimpjes te geven. Mijn moeder- die anti-alcohol was, was altijd blij als hij opkraste, met een jeneverkegel die de planten in de woonkamer verwoestte.
Ome Nol is dood maar je bent pas echt dood als er niemand meer over je spreekt. Of schrijft.
Nol was zijn naam.
Moedig voorwaarts!