Bij een lezing voor een breed publiek kwam de vraag of de bereidheid om te kijken ook consequenties had voor de vluchtelingenproblematiek. In mijn antwoord had ik het over de bereidheid om de ander als mens te zien en de problemen niet af te doen met de hashtag #opkuisen, zoals de bevoegde staatssecretaris in een tweet (waar hij zich overigens ondertussen al voor verontschuldigd had).
Op dat ogenblik hoorde ik gestommel achteraan in de zaal. Ik kon niet zien wat er gebeurde maar achteraf hoorde ik dat iemand die later binnengekomen was en nog niet betaald had, boos was weggelopen. Toen hij alsnog door de organisatoren aangemaand was om te betalen had hij geantwoord: ‘Hij heeft mij beledigd. Ik betaal niet’.
Het is een incident dat tekenend is voor deze tijd. We zien het op straat gebeuren, in de lokale politiek en internationaal. De motivering is dat we onze cultuur moeten beschermen tegen een invasie van andere culturen. Onze westerse waarden staan op het spel. De idealen van de verlichting!
Soms wordt dit cultuurconflict zelfs voorgesteld als een strijd tussen goed en kwaad. Andere culturen zijn toonbeelden van het kwaad, van onderdrukking en terrorisme, terwijl wij uiteraard al het goede vertegenwoordigen.
Maar stel je de verontwaardiging voor als het een moslim was geweest die op die lezing boos was weggelopen, met dezelfde woorden: ‘Hij heeft mij beledigd. Ik betaal niet’. Incidenten als deze hebben niets te maken met het beschermen van onze cultuur. Integendeel, ze verloochenen alles waar onze cultuur voor staat. Om te beginnen de vrijheid van meningsuiting.
Er is een conflict. Zoveel is duidelijk. Maar waar zit het conflict? Dit conflict speelt zich niet af tussen culturen maar binnen de cultuur. Wat hier op het spel staat is niet onze cultuur maar onze menselijkheid. Zijn we bereid de ander te zien als mens, als medemens?
In wezen is het heel eenvoudig. Het begint bij de vraag: ‘Hoe zou jij het vinden als jouw broertje jouw snoepje afpakte?’ De vraag verwacht zelfs geen antwoord. Ieder kind begrijpt het meteen. Er zijn niet veel kinderen die het – overigens perfecte logische – antwoord zullen geven: ‘Ja, maar als ik het van hem afpak is het veel leuker.’
Het is een van de vele varianten op de gulden regel. ‘Doe niet aan een ander wat je niet wilt dat jou wordt aangedaan.’ ‘Heb je naaste lief als jezelf.’ We vinden dit in een of andere vorm terug in alle culturen en in alle tijden. Een samenleving kan niet blijven bestaan zonder.
Merkwaardig genoeg hebben ethici het met deze regel altijd moeilijk gehad. Met ethiek bedoel ik hier systemen die de concepten van goed en kwaad proberen te funderen. Dat kan filosofisch zijn, of religieus, of anders.
De voornaamste tegenwerping is dat het niet veralgemeenbaar is. ‘Hoe zou jij het vinden als je bij een inbraak op heterdaad betrapt werd?’ Wel, ‘Doe niet aan een ander wat je niet wilt dat jou wordt aangedaan.’ Dat werkt niet.
Als ik over mededogen spreek dan krijg ik vaak vragen als: ‘moet ik dan altijd…?’ Onze geest maakt er meteen een algemeen geldende regel van. We willen zekerheid. We zijn bang van de inherente onbestendigheid van het bestaan.
Maar menselijke goedheid wordt niet aangestuurd door regels. Je zou een kind ook kunnen verbieden om het snoepje van zijn broertje af te pakken en hem daarvoor straffen. Maar in de plaats daarvan stellen we de vraag: ‘Hoe zou jij het vinden..?’ Dat is geen regel. Toch begrijpt het kind het.
Goedheid, medemenselijkheid, zorg … zijn niet in strijd met onze natuur. Het is onze natuur. Het is wat ons menselijk maakt. En soms loopt het mis. Ook dat is onze natuur. Maar mislopen is mislopen. Er is meer goedheid dan kwaadheid. Anders zouden we er niet meer zijn.
Ik vergelijk het met gezondheid en ziekte. Het ligt in onze natuur om ziek te worden en dood te gaan. Iedere stap in onze biochemie kan mislopen, maar dat is de afwijking. Meestal loopt het goed. Anders zouden er geen geen levende mensen meer zijn. ‘Some day we will die,’ zegt Charlie Brown in een depressieve bui. ‘True,’ antwoordt Snoopy, ‘but on all the other days we will not’.
Zonder goedheid, zonder menselijkheid kan de mensheid niet bestaan. Waar de balans tussen goed en kwaad omslaat, gaan mensen dood. Letterlijk. Dan krijgen we oorlogen, aanslagen, genocide.
Daarom komt wat misloopt ook veel meer in het nieuws. Wat goed loopt, is vaak vanzelfsprekend. Doordat we in deze tijd overspoeld worden door concurrerende nieuwsmedia ontstaat het risico dat we gaan denken dat mislopen de norm is en dreigt het goede zijn vanzelfsprekendheid te verliezen.
Het spanningsveld tussen goed en kwaad valt niet met regels te neutraliseren. Het is er en het zal er altijd blijven. Het is moeilijk en ook dat zal nooit anders zijn. Het speelt binnen iedere cultuur. Intiemer nog, het is een spanningsveld in ons hart, in ieder van ons.
Je kunt het ook een strijd noemen maar dan wordt het op zijn beurt een vorm van geweld en onderdrukking. Alsof we met geweld onze kwade natuur moeten onderdrukken. Als je het een strijd noemt heb je hem daardoor al meteen verloren.
Een veel gemakkelijker voorbeeld dan de vluchtelingenproblematiek is de actuele hetze rond #MeToo. ‘Mannen zijn onzeker. Wat kan er nog wel?’, lees ik in de krant. “Mag flirten nog?’ Waren alle vragen maar zo gemakkelijk te beantwoorden. Je mag flirten zoveel je wil, maar als de ander het niet meer leuk vindt, hou je ermee op.
Ook dit los je niet op met regels over wat mag en niet mag, maar met de bereidheid om de ander te zien. Het is niet anders dan met de vraag ‘wat zou jij ervan vinden …?’ Het enige wat deze vraag doet is de ander zichtbaar maken. Geweld ontstaat waar we ander niet langer zien.
We hebben er woorden voor: eelt op je ziel, van je hart een steen maken. We verliezen onze menselijkheid. Het is doodgaan. Het kwade is niet het overtreden van een morele regel, maar de verblinding waardoor we de ander niet meer zien.
‘Hoe naïef!’, wordt er dan geroepen. Wereldvreemd! TINA (there is no alternative). Inderdaad: er is geen alternatief. Als we onze menselijkheid opgeven richten we onszelf en de ander te gronde. De geschiedenisboeken staan er vol van.
Daarom worden in het boeddhisme inzicht en mededogen in één adem genoemd. Zo begrijp ik ook de woorden van Christus: ‘Vader, vergeef hen want ze weten niet wat ze doen.’ We doen het kwade niet uit innerlijke slechtheid maar uit verblinding.
De geschiedenis leert ons ook dat alle ideologieën, inclusief boeddhisme en christendom, tot verblinding leiden. Is wat we hier nu zeggen niet weer een ideologie, een stel regels waar we ons moeten aan houden? Inderdaad, je kunt het er van maken. Ik nodig je uit om dat niet te doen. Maar er is niemand die je daar kan in tegenhouden.
Dat brengt ons terug bij de basale ommekeer: de bereidheid om te kijken. Daarvoor houden we stil en komen we zitten, altijd weer. Zo merken we hoe onze geest en ons hart steeds weer dichtslibben. En zo openen we ons om de ander weer als ander, als mens, als medemens te zien.