Hij keek rond en zag dat het spreekkamertje van binnen geluiddicht was gemaakt. Hij vond het welletjes, besloot hij, stond op en liep naar de deur, maar toen hij de klink vasthad, voelde hij dat deze niet meebewoog. “Nondeju, ik laat me niet opsluiten,” mompelde hij tegen zichzelf. Op dat moment ging het licht uit. In het aardedonker bonkte hij met zijn vuist tegen de deur om aandacht te trekken. Maar al wat hij klopte, er was geen poort die zich voor hem opende.