Zelfonderzoek – of beoefening van de weg – is jezelf en de werkelijkheid steeds beter leren kennen. Je doorziet het dominante en eenzijdige profiel van zintuiglijkheid en ontdekt de kracht en het gezag van de geest als bepalende factor voor onze kwaliteit van menszijn. Hoe meer ik vertrouwd raak met de aard van bewustzijn – onze ware aard – hoe duidelijker me wordt dat deze “substantie” geen particulier karakter heeft (niet mijn eigendom is) en dat die ook niet onderhevig is aan oorzaak en gevolg (niet geconditioneerd is).
zelfbedrog
Taigu – De uitdragers
De uitdragers, noemde hij ze. Altijd maar uitdragen, uitdragen. Zouden deze mensen een sociaal leven hebben, als ze geen ijverig mediterende brahmanen zijn? Met familieleden, die door de week een kop koffie komen drinken? Met vrienden, waar ze een paar baantjes mee gaan zwemmen of een biertje drinken bij het bowlen?
De zoete broodjes van een zorgeloos boeddhisme
Als je het boeddhistische spoor volgt van bevrijding, dan kan er een punt komen dat je niet meer de dingen anders kunt doen, maar ook andere dingen moet gaan doen. Er is, met andere woorden, een soort maatstaf, al is het een pragmatische, niet een serie geboden; in de boeddhistische methodiek, van welke richting dan ook, kan en hoort een ‘systeem’ te zitten van drukpunten op geest en gedrag. Dan is boeddhisme niet vrijblijvend meer.
Taigu – De hunkering naar heil en de macht van zelfbedrog
Als je niet oppast kan boeddhisme worden vervormd in de mal van het al te menselijke wensdenken in termen van houvast waar geen houvast is. Op iedere stap loert de dreiging van zelfbedrog. Door zijn ontkenning van het bestaan van een onsterfelijke ziel (atman) heeft het boeddhisme in zijn lange wordingsgeschiedenis vaak gekampt met een ‘nihilistisch’ imago.
Wat een nar(cist) in de spiegel ziet
…