Na slechts één termijn in het Witte Huis werd de wat verlegen Democraat Jimmy Carter aan de stembus verslagen door zijn Republikeinse tegenstrever Ronald Reagan. Hij trok zich vanuit het centrum van de macht in Washington, DC terug naar Plains, in Georgia, een dorp met 700 bewoners. Daar zette hij zijn oude gebruik voort om wekelijks les te geven op de plaatselijke zondagsschool van zijn baptistische gemeente.