De uitdragers, noemde hij ze. Altijd maar uitdragen, uitdragen. Zouden deze mensen een sociaal leven hebben, als ze geen ijverig mediterende brahmanen zijn? Met familieleden, die door de week een kop koffie komen drinken? Met vrienden, waar ze een paar baantjes mee gaan zwemmen of een biertje drinken bij het bowlen?