Meneer Van Hall slaapt. Menno ’s maag rommelt. Zijn darmen spelen op. Hij wil naar het toilet, maar durft niet om aflossing te vragen en blijft daarom maar zitten. Hij maakt zijn hand voorzichtig los en zoekt de polsslag van de patiënt. Zesennegentig slagen per minuut telt hij. Menno zucht, schuift zijn stoel een beetje naar achteren en begint allerlei figuurtjes in het witte pleisterwerk van het plafond te bestuderen. Hij voelt zich slaperig worden.