Het debat over wilsvrijheid is al heel oud. Kerkvader en filosoof Aurelius Augustinus (354-420) introduceerde de vrije wil zo’n 1600 jaar geleden. In zijn autobiografische boek De Belijdenissen beschrijft hij een perendiefstal uit zijn puberteit, die hij met vrienden ondernam. Op zich is dit een onschuldige vorm van kwaad. Maar Augustinus vond zijn eigen motief om aan de diefstal mee te doen verwerpelijk. Hij deed eraan mee, juist omdat het niet mocht. Hij werd gedreven door weerzin tegen gerechtigheid. Hij wilde genieten van de diefstal en van de zonde die ermee gepaard ging. De peren op zich interesseerden hem weinig. Die voerde hij samen met zijn vrienden voor het grootste deel aan de varkens. Boekbespreking. De redding van de vrije wil.
Aurelius Augustinus
De Regels van Augustinus
Het valt niet mee om met een stel vreemden in een kleine gemeenschap samen te leven, hoe gelovig je ook bent. Bovendien is het bekende vlees soms wat zwak en slaat de verleiding toe zodra je je even buiten de tuin van de kloostergemeenschap begeeft, hetgeen soms onvermijdelijk is. Producten van het kloosterleven moeten worden verkocht en andere producten moeten juist worden ingekocht. Bovendien heeft de Here soms rare kostgangers en die komen niet zelden in een kloostergemeenschap terug, al dan niet op aandringen van vrienden en familie.