Sint en God hebben iets gemeenschappelijks. Allebei zorgen ze voor beloning en straf. Beiden stelt men zich voor als bebaarde oude mannen. Maar daar houdt de vergelijking wel ongeveer op.
Zoals elke vergelijking gaat ook deze mank. Sint en God zijn andere personages in andere contexten. Er is meer verschil dan overeenkomst. Rond de Sint is geen religie opgetuigd, alleen een jaarlijks volksfeest. Zijn optreden beperkt zich tot een paar weken per jaar, in tegenstelling tot Gods eeuwige aanwezigheid. Het bestaan van de Sint gaat niet verder dan de kindertijd, terwijl Gods bestaan voor gelovigen een leven lang vaststaat. De Sint heeft iets speels, terwijl God vooral door ernst wordt omgeven.
Maar wacht eens, spel en ernst kunnen ons op een spoor zetten waar de vergelijking toch zinnig kan zijn. Het is maar net wat je onder spel verstaat. Mijn omschrijving luidt: In het spel hanteert de mens in volle ernst tegelijk twee versies van de werkelijkheid. Ernst en spel zijn zo gezien geen tegenstellingen. Ernst hoort bij het spel.
Wat is dan het Sint-spel? Volwassenen zijn serieus bezig als ze voor hun kinderen dat spel opvoeren. Het moet echtheid uitstralen. Achter de witte baard moet oom Rob niet herkenbaar zijn. Zo wordt een overtuigende werkelijkheid neergezet, naast de normale. Vaste elementen vormen samen een ritueel. Dat gaat van aankomst per stoomboot, via Sints bezoek met het grote boek, tot zijn stilzwijgend vertrek. Tegenwoordig helpt het Sinterklaasjournaal mee om die realiteit vorm te geven. Bij de gespeelde werkelijkheid horen wonderbaarlijke verschijnselen, zoals een paard dat over daken rijdt en een goedheiligman die tegelijk overal kan zijn. Men speelt met onmogelijke mogelijkheden om Sints werkelijkheid vorm te geven.
Zetten we daarnaast wat religies met God doen, dan wordt ook daar een andere werkelijkheid in volle ernst in stand gehouden. God bestaat daarin en is alom aanwezig. Rituelen onderstrepen zijn (of haar) bestaan. Over God gaan eveneens wonderbaarlijke verhalen rond, te lezen in zijn boeken. Ook Gods werkelijkheid krijgt vorm dankzij onmogelijke mogelijkheden. Als we het spel als vergelijkingskader gebruiken, zijn er dus toch iets meer overeenkomsten tussen Sint en God dan op het eerste oog het geval leek.
Misschien is er nog een overeenkomst. Die komt mee met de voorwaarde dat het spel in volle ernst gespeeld moet worden. Het zou kunnen zijn dat in de religies het God-spel zo serieus wordt gespeeld dat men niet meer weet dat men speelt. Deels komt dat omdat zwaarwegende levensvragen er aan de orde komen. Religieuze leiders hebben bovendien meer aan duidelijke ernst dan aan dubbelzinnig spel. Ze werken met vaste rituelen en geloofsovertuigingen. Macht beperkt of sluit de speelruimte.
Maar als religie, achter de façade van de ernst, een spel is met mogelijke onmogelijkheden, dan zou de combinatie van spel en ernst in onze vergelijking zelfs de overeenkomst kunnen toelaten dat God net zo min bestaat als de Sint. Of positiever gezegd: elk religie roept met de voor het spel vereiste ernst een werkelijkheid op. Die overtuigt de gelovige dat God bestaat, net zo goed als het kind de Sint echt vindt.
Is dit een atheïstisch pleidooi? Nee, het is een trouwe kerkganger die dit opschrijft en die het kerkelijke spel serieus neemt. Hij knipoogt daarbij wel naar atheïsten: ‘het verschil valt mee!’. Van atheïsten zou je kunnen zeggen dat ook zij spelen met mogelijke onmogelijkheden, zoals een betere wereld, of de goedheid van de mens. Zij verkeren met gelovigen in goed gezelschap. Voorbij de secularisatie dient zich de nieuwe levensbeschouwelijke fase aan van het gedeelde spel.
Kortom, het vergelijken van twee op het oog nogal verschillende fenomenen, Sint en God, is een spannend spel, met verrassende uitkomsten voor wie mee wil spelen.


Geef een reactie