Het voortbestaan van het Wereldmuseum in Rotterdam is door onder meer grote financiële problemen en een slecht museaal beheer (zo werd het wetenschappelijk personeel ontslagen) in gevaar. Het museum heeft een unieke Tibetaans boeddhistische tempelopstelling, die op tien mei vorig jaar ceremonieel werd ingewijd door de Dalai Lama. Sluiting zou directe gevolgen hebben voor het voortbestaan van deze Tibetaanse tempel.
Uit een door het adviesbureau Gitta Luiten in opdracht van de gemeente Rotterdam uitgevoerd onderzoek blijkt dat het museum niet voldoet aan de museale normen bij het beheer van de collectie en het maken van tentoonstellingen. Ook de ontzamelingsdrift van het museum – met name de Afrikacollectie, zorgt al jaren voor grote onrust bij collega musea. Vorig jaar bleek dat in de zalen van het museum boeddhabeelden te koop werden aangeboden. De opbrengst van de verkoop van een Boeddha Amitabhabeeld werd zelfs besteed aan de aanleg van een horecaterras van het museum aan de Maas in Rotterdam. Bezocht door de kapitaalkrachtige bezoekers die het museum aandoen.
Van wie was het boeddhabeeld uit de Meiji-periode
Over de verkoop van dat beeld- en de afstoting van de Hendra’s, bestaat grote onduidelijkheid. Het afstoten van museale objecten is, zo beschrijft Luiten, aan strenge regels en procedures gebonden. In het kader van haar onderzoek zijn twee recente verkopen nader onderzocht: werken van de Indonesische kunstenaar Hendra Gunawan (de ‘Hendra’s’) en de aan- en verkoop van een bronzen boeddhabeeld uit de Meiji-periode (de ‘Amitabha’).
In 2011 zijn twee werken van Gunawan verkocht, voor een totaalbedrag van € 1.118.000. In datzelfde jaar zijn twee beelden aangekocht: een Amitabha Boeddha en een Japans godenbeeld. De beelden zijn gefinancierd met de opbrengst van de Hendra’s. De Amitabha is vervolgens in juni 2013 door Christie’s Parijs geveild, onder de vermelding ‘property sold by Friends of the Wereldmuseum, Rotterdam’. Eigendom van de Vrienden van het Wereldmuseum.
In deze procedure zijn twee opvallende zaken die in het oog springen: de eigendomsvraag en de procedure, stelt Luiten. Ten eerste bestaat er onduidelijkheid over het eigendom van de objecten. Zowel de aan- als verkopen staan niet in het jaarverslag 2011 of 2012 van de Vriendenstichting vermeld; andere aan- en verkopen worden wel genoemd. Bovendien blijkt uit de notulen van het bestuur van de Stichting (waarvan de museumdirectie voorzitter was en waarin ook andere museummedewerkers zitting hadden) geen besluit tot aan- of verkoop. Ook zijn de opbrengsten van de verkopen rechtstreeks betaald aan het Wereldmuseum en komen zij niet voor in de jaarrekeningen van de Vrienden-stichting.
Nog afgezien van het feit dat dat niet in overeenstemming is met geldende accountancy-regels, is de aankoop van de Amitabha ook betaald door het museum. Het is dan de vraag, zo stelt Luiten, of het object feitelijk eigendom van de Vrienden-stichting was en of de vermelding door Christie’s als eigendom van de Vrienden-stichting correct is, aangezien het beeld nooit op de balans van de Vereniging heeft gestaan en de opbrengst naar het Wereldmuseum is overgemaakt.
Administratieve fout
Het museum bestempelt de gang van zaken als ‘administratieve fouten’. Het tweede opvallende aspect is de procedure. Het is relevant hoe deze verkopen zich verhouden tot de regels rond afstoting. Het museum is gehouden aan de LAMO-voorschriften voor ontzameling. Wanneer de verkopen in dat licht worden bezien, is de belangrijkste constatering dat behoud voor de Collectie Nederland kennelijk geen zwaarwegende overweging is geweest. De werken zijn weliswaar aangeboden aan collega-musea, maar voor de marktwaarde – iets dat volgens de Code geen aanbeveling verdient. Ook is nergens onderbouwd dat deze werken niet meer pasten in het beleid van het museum. Integendeel, het gaat hier in beide gevallen om Aziatische objecten van hoge kunsthistorische waarde – precies het gebied waarop het museum zich als Pacific & Asian Art Museum verder wil specialiseren. Dat wordt nog eens bevestigd door het feit dat de Amitabha Boeddha pas twee jaar eerder, dus heel recent, was aangekocht (volgens het museum omdat het achteraf niet aan het beoogde kwaliteitsniveau voldeed).
Terras aan de Maas
Tot slot is de opbrengst van de verkoop, getuige een publicatie van het museum, besteed aan de aanleg van een terras aan de Maas, voor de gasten van het restaurant. Ook deze bestemming is niet conform de Ethische Code en de LAMO. Daar geldt immers als één van de belangrijkste regels: opbrengsten van afstotingsoperaties mogen alleen worden besteed aan kwaliteitsverbetering van de collectie. De Gemeente Rotterdam heeft deze bepaling in de onlangs vastgestelde Visie op ontzamelen weliswaar verruimd (tot ‘collectiebeleid in brede zin’, maar wel ‘uitsluitend eenmalige investeringen die leiden tot verbetering van de kwaliteit, het behoud en de toegankelijkheid van de collectie op de langere termijn’), maar ook in deze formulering is het moeilijk voorstelbaar dat een horeca-terras daar onder zou vallen.
Het museum voert aan dat het hier niet om een gewoon terras gaat, maar om een semi-museale presentatie met een Aziatische uitstraling en dat, in het kader van cultureel ondernemerschap, de opbrengsten van het terras ten goede komen aan de collectie.
Kapitaalkrachtige bezoekers
Het rapport van Luiten is vernietigend voor directie en bestuur van het museum. Door de intensieve betrokkenheid van handelaren en verzamelaars bij de museale kernfuncties heeft het museum zich kwetsbaar gemaakt voor de schijn van belangenverstrengeling. Het streven van het museum om onafhankelijk te worden van subsidie wordt ook zichtbaar in het publieksbeleid: het museum richt zich op een specifiek deel van de Rotterdamse bevolking, namelijk kapitaalkrachtigen. Deze keuze heeft niet geleid tot hogere inkomsten uit museumbezoek. Integendeel, de bezoekcijfers dalen.
Met betrekking tot de collectie concludeert Luiten dat het Wereldmuseum op dit moment nauwelijks over voldoende (gekwalificeerde) staf beschikt om de zorg voor de collectie naar behoren te dragen. Er zijn geen conservatoren meer in dienst en er wordt geen onderzoek naar de collectie meer verricht. Daarnaast houdt het museum zich, ondanks bezwaren van medewerkers, in de omgang met de collectie niet aan museale normen.
Uit dit onderzoek blijkt dat het Wereldmuseum gevangen zit in een neerwaartse spiraal. Het beschikt over een omvangrijke collectie, waarvan delen van unieke kwaliteit zijn. De collectie is grotendeels eigendom van de Gemeente Rotterdam, maar wordt slechts beperkt getoond en ook op andere manieren nauwelijks ontsloten. Daarmee is het museum, dat ooit voorloper was op educatief gebied, verworden tot een middelmatig functionerend museum dat zwaar leunt op een beperkt programma en bruiklenen van derden, stelt Luiten. Dat heeft zijn effect op het publiek en de samenleving niet gemist: de bezoekcijfers dalen en sponsoring komt amper binnen.
Dat is het gevolg van beleidskeuzes van het museum zelf. De aandacht is de afgelopen jaren vooral gericht geweest op de verdienfuncties: het restaurant en de banqueting. De collectie en de museale functie zijn daaraan in aandacht, middelen en belang ondergeschikt geraakt. De primaire functie als museum lijkt uit het oog verloren te zijn.
De kritiek spitste zich vooral toe op de schaal van de ontzameling (bijna 90% van de totale collectie), de selectie (uitsluitend topstukken worden bewaard), het gebrek aan samenwerking met andere musea en de door het museum beoogde bestemming van de opbrengst (voor de exploitatie van het museum, in plaats van voor een kwaliteitsverbetering van de collectie).volgens Luiten de vraag of dat terecht was.
Bruikleen afgestaan
Hoe nu verder met de collectie beelden en andere boeddhistische attributen nu het Wereldmuseum in zwaar weer terecht is gekomen. De Tibetaanse tempelopstelling loopt volgens woordvoerder De Bock van het museum geen gevaar, zo zei hij vorig jaar tegen het Boeddhistisch Dagblad. Die behoort tot de topcollectie van het Wereldmuseum en is bovendien in bruikleen afgestaan door de stichting Bodhimanda, een stichting ter bevordering van het boeddhisme. Volgens Luiten is dat tevens het zwakke punt van het Wereldmuseum, het leunt te veel op de collecties van derden.
Gedurende drie generaties hebben kunstverzamelaars deze authentieke Tibetaanse collectie bijeengebracht. Het Wereldmuseum heeft vier jaar lang gewerkt om deze tempelopstelling te realiseren. De inwijding van de tempelruimte door de Dalai Lama bevestigt volgens het museum dat deze opstelling voldoet aan de spirituele uitgangspunten van het Tibetaans boeddhisme. Deze Tibetaanse tempelexpositie is de enige in de wereld die compleet is en toegankelijk voor publiek. Het is een ode aan het spirituele onderwijs.
Paul van Buuren zegt
Is dit het beeld dat verkocht is door het Wereldmuseum?
sobhanandi zegt
Het is jammer dat in het artikel alleen de Tibetaanse tempelopstelling genoemd wordt. Er zijn er meer die beslist de moeite waard zijn zoals de Shingon schrijn. Niet verkopen!!