De weerrecords van droogte en overmatige regenval tuimelen over elkaar heen. In het onderzoeksprogramma KLIMAP wordt gezocht naar aanpassing aan deze weersextremen (klimaatadaptatie). ‘Pendelende’ regenwormen kunnen met hun diepe verticale gangen de opnamecapaciteit en doorloop (infiltratie) van water in de bodem verdrievoudigen.
In het kader van KLIMAP verschenen onlangs twee wetenschappelijke publicaties van het Louis Bolk Instituut over de mogelijkheid om pendelende regenwormen in te zetten ter verbetering van de waterhuishouding in de landbouw. De resultaten van deze ecologische innovatie geven aan dat deze regenwormen in verschillende typen zandgrond kunnen voorkomen. Ook is er potentie om pendelende regenwormen uit te zetten op plekken waar zij momenteel niet voorkomen.
Regenwormen belangrijke speler bij klimaatverandering
Klimaatverandering leidt in Nederland zowel tot langere periodes van extremere droogte als tot een toename van het aantal piekbuien. Dit speelt met name op de hogere en drogere zandgronden; deze gronden zijn gevoelig voor droogte, maar zorgen ook voor afspoeling naar lager gelegen gebied in het geval van piekbuien. Regenwormen kunnen een belangrijke rol spelen in het verbeteren van de waterhuishouding van deze gronden. Met name de pendelende regenworm Lumbricus terrestris (grote blauwkopworm) kan hier aan bijdragen door zijn verticale gangen van twee meter diep. Deze gangen kunnen de infiltratie van water in de bodem versnellen, de waterbergingscapaciteit verhogen en zijn een snelweg voor een diepere beworteling van gewassen waardoor deze droogtetoleranter zijn.
Waar komen pendelende regenworm voor?
Van de pendelende regenworm is bekend dat hij in heel Nederland voorkomt, maar de voorkeur heeft voor grasland omdat hier geen grondbewerking plaatsvindt die zijn gangen verstoort. Een kwart van het Nederlands landoppervlak bestaat uit grasland voor landbouwkundig gebruik en daarmee speelt blijvend grasland en de melkveehouderij een grote rol in waterberging. In een inventarisatie van verschillende graslanden hebben onderzoekers van het Louis Bolk Instituut gekeken voor welke type zandgrond de pendelende regenworm de voorkeur heeft. Resultaten laten zien dat deze regenworm op alle zandgronden kan voorkomen maar een voorkeur geeft aan bodems met een hoger aandeel leem en een niet al te hoge grondwaterstand.
Pendelende regenwormen uitzetten
In een veldproef in het onderzoeksproject KLIMAP is getest of pendelende regenwormen kunnen worden uitgezet in grasland waar zij niet voorkomen. Daartoe zijn op graslandpercelen stalen cilinders in de grond gebracht waarin deze pendelende regenwormen zijn uitgezet. Na zeven maanden bleek de overleving 32%, na vijftien maanden was dit nog maar 6%. We vonden echter wel nakomelingen van de geïntroduceerde wormen. Deze resultaten laten zien dat deze worm in staat is om langere tijd na introductie te overleven en ook nageslacht weet te produceren. Echter, de overleving is nog laag. Al met al concluderen we dat er potentie is voor pendelende regenwormen in grasland op zandgrond. In vervolgonderzoek wordt nu gekeken hoe bestaande pendelende regenwormen kunnen worden gestimuleerd en de introductie kan worden geoptimaliseerd.
Het Louis Bolk Instituut doet sinds 1976 onafhankelijk onderzoek naar duurzame landbouw, voeding en gezondheid. Het ontwikkelen van kennis heeft impact als de resultaten uit wetenschappelijk onderzoek toegepast worden in de praktijk en helpen bij het uitvoeren van beleid. Met onderzoek aan de bodem helpen we boeren de bodemkwaliteit van hun land te verbeteren en maatregelen te nemen voor klimaatadaptatie.