Waarom zou iemand überhaupt een boeddhistisch leraar willen worden? Stel je voor dat je maanden in een klooster gezeten hebt of jaren iedere ochtend thuis op je kussentje om je ego een klein beetje onder controle te krijgen en dan komt er een leraar, waarvan je natuurlijk graag bevestiging krijgt, naar je toe en zegt: ‘zo jij hebt wel weer genoeg zelfloosheid geoefend, je mag je van mij voortaan lama of roshi noemen, dan ben je tenminste iemand’. Niet zo maar iemand, maar iemand die door andere bewonderd kan worden en tot voorbeeld kan
dienen. Kritiek krijgen is gemakkelijk, dat voel je meteen, maar zet je er maar eens met bewondering uiteen, dat lijkt me behoorlijk verslavend. In het kader van het doel van het boeddhisme lijkt me het worden van ‘leraar’ dan ook niet echt een beloning maar vooral een nieuwe dimensie in je identificatie om mee aan de slag te kunnen. Het lijkt me bij voorbeeld lastig en pijnlijk wanneer je titel in het geding komt omdat er een zwakke schakel in de overleveringslijn zit. Zeker in een maatschappij, of een gemeenschap, waar titels een rol
spelen in hoe mensen naar elkaar en zichzelf kijken. Dan toch maar liever een egoboost door het winnen van Arab Idols als Palestijnse jongen die, ondanks alle obstakels bij grensposten, door volharding nog net op tijd bij de audities weet te komen. Door de sterren van de Arabische hemel te zingen is Mohammed Assaf nu iemand. En meer dan een zanger want hij werd ook meteen benoemd tot ambassadeur van de Palestijnse vluchtelingen. Dat betekende dus groot feest in Gaza en op de Westerlijke Jordaanoever. Die mensen gun ik het wel dat ze zich even de wereld te rijk voelen, even uit de werkelijkheid van alle dag opgaan in tijdelijke vreugde. De dag erna werden ze weer gewoon wakker in hun land dat nog geen echt land is en
waar de machten die je leven bepalen of niet van jou of niet van zangers houden. Maar die overwinning neemt niemand ze meer af. Een beetje trots, en af en toe dromen over een vrij Palestina waar gezongen mag worden, is best wel gezond.
Je goede naam speelt ook een grote rol in de politiek. En die kun je verliezen wanneer je mee gaat met voortschrijdend inzicht. Politici horen zich aan hun verkiezingsprogramma te houden en niet van standpunt te veranderen. Maar wat nu wanneer de hele wereld roept, wat jezelf mogelijk ook al vermoedt, dat je beleid niet houdbaar is. We zagen het ooit met de hypotheekrenteaftrek. Iedereen wist dat die afgebouwd moest worden, maar in Den Haag hadden sommigen nu eenmaal gezegd dat dat niet kon, dus waren zij de laatste om twee verkiezingen verder dan toch maar een aanpassing in te voeren. Nu roept bijna iedere econoom, werkgever en vakbondsman dat nog meer bezuinigen niet goed is. In Den Haag hebben ze echter eenmaal gezegd dat bezuinigingen de enige optie is. De vraag is natuurlijk altijd of wat anderen beweren waar is. In de politiek spelen echter andere vragen ook een rol. Coalitiepartners moeten het eens worden waarbij ze rekening moeten houden met hun achterban en welke positie ooit ingenomen hebben. Zaken die de politiek ontneemt van een zekere
reflectiemogelijkheid en flexibiliteit. Gezichtsverlies speelt daar een grote rol in, want je wilt per slot van rekening doorgaan met waar jij in gelooft en bij volgende verkiezingen weer veel stemmen halen. Hoe rationeel het soms ook lijkt politiek blijft schipperen tussen eigenbelang en algemeen belang.