De decennialange Chinese onderdrukking van de Tibetanen moet een waarschuwing zijn voor de Taiwanezen. Die boodschap gaf Kelsang Gyaltsen Bawa, vertegenwoordiger van de Tibetaanse regering in ballingschap in Taiwan, tijdens de presentatie van zijn boek deze week zijn gehoor mee. De Tibetaanse vertegenwoordiger trad in januari aan als voorzitter van de Tibet Religious Foundation of the Dalai Lama, het vertegenwoordigingsbureau van de Tibetaanse regering in ballingschap in Taiwan.
In de loop der jaren zijn intellectuelen uit Tibet door de Chinese Communistische Partij (CCP) gedwongen om in ballingschap te gaan of zijn zij in hun thuisland geconfronteerd met gewelddadig optreden, en hun lijden duurt voort tot op de dag van vandaag. Wat volgde na de ondertekening van een vredesverdrag tussen de regering van de Dalai Lama en de CCP in Peking in 1951 was ‘zeven decennia van bloed en tranen vergoten door Tibetanen,’ zei Kelsang.
Hij verwees naar het zeventienpuntenakkoord dat China’s soevereiniteit over Tibet bevestigde maar de Tibetanen een hoge mate van autonomie beloofde. Na een opstand van Tibetanen in Lhasa, de hoofdstad van Tibet, in 1959, vluchtte de Tibetaanse spirituele leider, de Dalai Lama, naar India, waar hij een Tibetaanse regering in ballingschap vormde. De ervaring van Tibet moet voor de Taiwanezen als waarschuwing dienen dat de vrijheid en democratie van het land in hun handen liggen, zegt Kelsang Gyaltsen Bawa