Het Nederlandse ministerie van Justitie en Veiligheid moet opnieuw kijken naar het gratieverzoek van Cevdet Y., die in 1983 zes mensen doodschoot, onder wie een twaalfjarig meisje, in het Delftse café ’t Koetsiertje. Y. woont al geruime tijd buiten de tbs-kliniek waar hij werd behandeld en heeft een gezin gevormd.
De rechtbank in Den Haag oordeelde vandaag dat het ministerie het eerder uitgebrachte advies van het gerechtshof in Den Haag en de reclassering op moet volgen. Beiden hadden een positief advies over het gratieverzoek uitgebracht, maar uiteindelijk werd er geen positieve voordracht vanuit het ministerie gegeven. De rechtbank stelt dat alleen bijzondere omstandigheden kunnen reden zijn voor afwijking van het advies. Maar die zijn er volgens de rechtbank niet. ‘Het afwijzen van het gratieverzoek is in strijd met de afspraken die met de eiser en de kliniek zijn gemaakt en met Europese jurisprudentie’, vindt de rechtbank.
Y. zit al sinds al sinds 2001 niet meer in detentie, zijn celstraf werd toen omgezet in tbs. Tot 2014 werd de man behandeld in een kliniek, waar hij ook op onbegeleid verlof mocht. Hij woont nu als een vrij man met zijn gezin zelfstandig buiten de kliniek. Hij werd na zijn veroordeling in de gevangenis bijgestaan door de Nederlandse boeddhist Eric Soyeux, in feite de eerste boeddhistisch geestelijke verzorger in Nederland. Maar Soyeux trad nooit toe tot de groep boeddhistische geestelijke verzorgers (BGV’ers) die officieel voor het ministerie van justitie en veiligheid werken omdat hij niet voldeed aan de criteria die aan BGV’ers gesteld worden: een voltooide academische opleiding. Soyeux was weliswaar bekwaam maar niet bevoegd, werd gesteld. Joop Hoek sprak in de zomer van 2012 met Eric Soyeux over zijn aandacht en bemoeienis met Y. en zijn blik op zijn terugtreden.
Eric Soyeux werkte van 1998 tot 2006 als boeddhistisch geestelijk verzorger in Nederland in de bajes. De eerste jaren als onbevangen pionier, zonder officiële status. In 2001 zorgde een Turkse gedetineerde, na een vonnis van de rechter, er voor dat Eric door Justitie werd erkend en betaald. De Amsterdammer had hoop zijn werk nog lange tijd voort te kunnen zetten. Maar in 2010, na een driejarige retraite, mocht hij zijn werk niet meer oppakken. Hij is bekwaam, maar door Justitie niet meer bevoegd gevonden.
Schipperen bij de start
Eric wil wel met mij praten over zijn ervaringen met gedetineerden en de sfeer in gevangenissen. We voeren het gesprek op een zonovergoten dag in zijn kleurrijke en wilde achtertuin in Amsterdam. Hij zoekt bedachtzaam naar woorden, haalt herinneringen op.
Hij vertelt. ‘De Turkse gedetineerde, die een levenslange straf uitzit, zocht na het lezen van het ‘Tibetaanse boek van leven en sterven’ van Sogyal Rinpoche bij Rigpa Amsterdam contact met een boeddhist. Hij zat in de gevangenis in Krimpen aan den IJssel en vroeg of er een boeddhistisch geestelijk verzorger langs wilde komen. Na een jaar van bezoeken vond hij dat ik daar ook voor betaald moest worden, zodat het structureel werd. Hij vond dat hij daar recht op had. De rechter moest er aan te pas komen om de man, hij had zijn rechten goed bestudeerd, in het gelijk te stellen. Toen moest ik bij de directeur van de gevangenis komen. Die zei, ik ben het er eigenlijk niet mee eens, maar u bent nu geestelijk verzorger. Hij moest wel toegeven dat hij wel het positieve effect van mijn bezoeken op deze gedetineerde merkte. Die eerste periode was niet makkelijk, wat wist ik nou van veiligheidsvoorschriften en zo. Het was echt schipperen.’
‘Al snel mediteerde ik met hem en dat is al die jaren zo gebleven. Mijn cliënt nodigde na een tijdje ook andere gedetineerden uit, dus had ik langzaam aan een groepje van een man of zeven waar ik mee mediteerde. Vaak nam ik een video met onderricht door Sogyal Rinpoche mee. Ook zongen we regelmatig de vajra guru mantra, dat creëerde een sfeer van rust. Mijn inspanning was gericht op het ontwikkelen van meditatie en daarna, als dat aansloeg, op het volgen van boeddhistische stappen die wij bij Rigpa ook doen. Er werd ook veel gepraat, ik was een vertrouwenspersoon, ze konden hun ervaringen met mij delen.’
Onrust en rust
‘Met de langgestraften had ik een beter contact dan met de jongens in het huis van bewaring. Die waren veel onrustiger, ze bleven niet lang en waren volop met hun zaak bezig. In de gevangenis heb je, naast de herrie die door zoveel mensen wordt voortgebracht, eigenlijk relatief goede omstandigheden om te mediteren. Vergelijk het met een retraite. Je bent afgesloten van de mallemolen van het leven en er ontstaat een natuurlijke inkeer en ontvankelijkheid. Onze gezamenlijke insteek was om aan gevoel van het opgesloten te zitten een positieve wending te geven. Met name bij de filosofisch ingestelde Turkse cliënt lukte dat erg goed. Maar ook bij de anderen merkte ik dat meditatie hun geest, hun denken, positief veranderde. Ze stonden even stil bij zichzelf, ervoeren een soort inkeer, een gevoel van thuiskomen. We spraken vaak over de werking van de geest en de boeddhanatuur die in elk mens zit.’
‘Meestal kwam ik een keer in de maand langs en had dan een gesprek van twee uur. Het was echt pionierstijd, als ik kwam werd ik door vrijwel iedereen met argusogen bekeken. Een boeddhistische geestelijk verzorger, wat is dat in hemelsnaam? In Veenhuizen zorgde een geestelijke verzorger van een andere richting er voor dat ik een vaste aanstelling kreeg en kon ik er veel meer werk van maken. Regelmaat is belangrijk omdat je met een gedetineerde een speciale band krijgt, je wordt ook de leraar van zo iemand. Dat is heel speciaal. Het voelt dan ook raar als een contact stopt wanneer een veroordeelde weer vrijkomt.’
Beroepsrisico
‘In de regel sprak ik nooit met mijn cliënten over het gepleegde delict, maar het kwam wel voor dat ze er zelf mee voor de dag kwamen. De meesten hadden al spijt, dat ze iets hadden uitgespookt dat niet klopte. Dat besef kwam op een organische manier, doordat ze opgesloten waren begonnen ze er over na te denken. Maar niet bij iedereen was dat het geval. Een Ierse man van de IRA, die in opdracht had gedood, beleefde dat wel anders. Zijn detentie zag hij als een beroepsrisico. Ook bij zogenoemde draaideurcriminelen lag het ondanks hun aanvankelijk enthousiasme moeilijker, vanwege hun verslaving kwam ik ze na een paar jaar weer tegen in de gevangenis. Mijn ervaring is dat het moeilijk is voor mensen als ze weer vrijkomen, omdat het werk van de bgv’s ophoudt bij de poort. Zonder ondersteuning is de enige manier om buiten te overleven je oude bezigheid weer op te pakken. Buiten is er dus weinig opvang voor die jongens. Nazorg moet je op een professionele manier regelen. Als ex-gedetineerden doorstromen naar een sangha moet de sangha daar ook goed op voorbereid zijn, ook op het gebied van veiligheid en bewust zijn van de problematiek.’
‘Die Turkse man is later in een tbs-inrichting terecht gekomen. In eerste instantie vond de verpleging het helemaal niet goed dat ik hem bezocht en met hem mediteerde. Ze vonden het een filosofische escape en ik moest echt uitleggen wat ik deed. Toen vonden ze het oké, het stond ook niet haaks op hun behandelplan. Deze man bezoek ik nog regelmatig op persoonlijke titel. Hij is een beetje moegestreden. Het was altijd een strijd voor hem om dingen voor elkaar te krijgen. Nu richt hij zich meer op zijn gezin. Toen ik drie jaar in retraite was, heeft hij meditatielessen gegeven aan andere gedetineerden.
‘Niet iedereen in de gevangenis zoekt contact met een bgv’er. Etnische boeddhisten bijvoorbeeld laten eerder een lama of een priester komen. Dat het boeddhisme in de gevangenis in opkomst is, is een reflectie van maatschappelijk ontwikkelingen. De belangstelling voor spiritualiteit en meditatie is groeiend. Aan de ene kant is het boeddhisme een religie, maar ook een persoonlijke weg. Die persoonlijke ontwikkeling is belangrijk. Je hoeft niet aan allerlei dingen te voldoen, dat hele godsdienstige zit er zo niet aan in de westerse benadering van het boeddhisme. In dat opzicht is er wel een raakvlak met het humanisme.’
Heel erg gekwalificeerd
‘Toen ik terug kwam van mijn retraite kon ik niet meer aan de slag in de gevangenis omdat ik geen afgeronde academische opleiding heb. Die eis heeft denk ik te maken met het feit dat die ook aan andere gv’ers wordt gesteld. In het begin in de wandelgangen hoorde ik dat wel. Wie is hij nou? Wij hebben gestudeerd en hij is zomaar een geestelijk verzorger. Maar ik merkte in de praktijk dat ik door mijn boeddhistische training juist heel erg gekwalificeerd was om dat werk te doen. Het boeddhisme is een permanente educatie, het is niet zo dat je even een studie afmaakt en dan geestelijk verzorger bent. Ik weet ook niet wat een academische titel per se voor meerwaarde heeft voor dit werk. Misschien dat het werk dan beter betaald wordt. Daarmee wil ik niets ten nadele zeggen van de zes boeddhisten die nu aangenomen zijn en al aan de slag zijn gegaan. Ik denk dat ze het prima doen.’
Lammert Huizinga zegt
Eric Soyeux raakt hier de kern van wat ik voel. Waarom moet je een academische graad hebben om geestelijk verzorger te kunnen zijn?
Is het niet veel belangrijker om affiniteit te hebben met bewoners van de gevangenis? Hoeveel gedetineerden hebben een hogere opleiding?
Waarom is geestelijke verzorging voorbehouden aan een intellectuele elite?
Paul zegt
Als geestelijk verzorger kan ik je vertellen dat de meeste geestelijk verzorgers geen ondedeel uitmaken van de intellectuelen elite en dat dan het ‘gewone’ mensen zijn. Als GV en als BGV is het belangrijk dat je naast het contact van ‘mens tot mens’ het vakgebied op alle lagen van organisaties kan uitleggen en representeren en beleidsmatig kan verankeren in snel veranderende organisaties en veranderende maatschappij. Anders is er over een aantal jaar überhaupt geen GV meer. Het vakgebied vertegenwoordigd, opnieuw uit blijven vinden en positioneren gaat niet vanzelf en vraagt kennis en kunde. Dit aspect van het vak wordt veel te gemakkelijk over het hoofd gezien.