Are my youthful dreams
still unfinished?
this morning’s frost.
(Anoniem)
Zijn mijn jeugddromen
nog steeds niet uitgevoerd?
rijp in de ochtend.
De dichter peinst over zijn leven dat voorbij ging. Hij herinnert zich de dromen die hij had toen hij nog jong was. Wat is daarvan terecht gekomen? Zoveel plannen en ideeën, ze zijn niet uitgevoerd. Zoals zo vaak in het leven is het heel anders gelopen dan hij had bedacht.
Hij gaat naar buiten en ziet dat het gevroren heeft. De eerste rijp ligt over het gras. En dan schrijft hij deze haiku. Eerst twee regels over zijn gedachten. En dan de derde regel met een observatie van het hier en nu.
De betekenis van de haiku lijkt te liggen in wat de dichter op dat moment ziet. De haiku fungeert als spiegel. Hij weerspiegelt de werkelijkheid van dat moment. Dat is ook de kracht van een goede haiku. De dichter legt niet uit, geeft geen betekenis, maar noteert zijn observatie. De lezer kan zijn eigen gedachten eraan verbinden.
In deze haiku kan uit de bespiegeling in de eerste twee regels worden opgemaakt dat de dichter in de winter van zijn leven is. Die lijn wordt doorgetrokken naar de vorst in de laatste regel. Maar dat is wel wat voor de hand liggend. Misschien zelfs een ‘westerse’ gedachte. Vanuit onze traditie om poëzie te interpreteren en betekenis te geven aan het geschrevene.
De magie van de haiku is juist dat de tekst heel simpel lijkt, maar toch een diep gevoel kan oproepen. Er wordt niet voor niets gezegd dat een goede haiku geschreven is door een beginneling of door een haiku-meester die al zijn kennis en ervaring heeft losgelaten.
Als ik mijn gedachten hierover laat dwalen, langs soms onverwachte paden, denk ik opeens aan de bijbel. Daarin zegt Jezus dat je weer ‘moet worden als de kinderen’. Voordat je kennis en meningen verzamelde. Dus geen haiku’s schrijven en interpreteren van buitenaf, maar van binnenuit. Zoals je was toen je nog een kind was. Of, vanuit je Boeddhanatuur.
Hiermee was deze ‘Gedachten’ klaar voor publicatie, tot ik woensdagmorgen in het Boeddhistisch Dagblad een interview met Ton Lathouwers las. Daarin haalde hij Suzuki en Michail Antsjarov aan, die allebei ook verwoordden dat we weer ‘als de kinderen moeten worden’. In het interview ging het niet over haiku’s schrijven. Het ging over hoop, en elkaar helpen. Maar het sloot wel mooi aan bij deze Gedachten over een haiku. Het interview eindigde met het gedicht ‘Hebben en zijn’ van Ed Hoornik. Hieronder de laatste strofe.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Als kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht.
De haiku staat in “HAIKU An Anthology of Japanese Poems” door Stephen Addis, Fumiko Yamamoto en Akira Yamamoto en is in het Engels vertaald door de schrijvers.
De Nederlandse vertaling van de haiku is van mij.