Woorden werken alleen in volle vlucht. Haal de vaart eruit en ze storten neer.
Beste Hans,
Sommige mensen noemen niet-weten non-dualiteit, anderen noemen het onwetendheid of juist een hoger weten, dwaasheid of juist wijsheid. Wat is niet-weten nu echt?
Beste Dilaya,
Niet-weten is een vrij woord, iedereen mag het zijn eigen betekenis geven. Het heeft daarom geen zin om te vragen wat niet-weten nu echt is. Het heeft alleen zin om te vragen wat het voor jou is of wat het voor mij is.
Dilaya: Wat is niet-weten voor jou?
Hans: Voor mij is niet-weten geen dualiteit en geen non-dualiteit, geen onwetendheid en geen hoger weten, geen dwaasheid en geen wijsheid. Niet-weten is het onvermogen dualiteit te onderscheiden van non-dualiteit, onwetendheid van hoger weten, dwaasheid van wijsheid – wat dan ook van wat dan ook.
Dilaya: Jij weet geen onderscheid te maken.
Hans: Ik kan wel onderscheid maken en dat doe ik ook, of moet ik zeggen, het overkomt me ook – onophoudelijk zelfs, neem alleen al deze zinnen. Ik kan alleen geen enkel onderscheid hard maken.
Dilaya: Echt niet?
Hans: Niet echt. Nergens kan ik scherpe grenzen vinden. Alles gaat naadloos in elkaar over. Bij nader inzien houden mijn onderscheidingen geen stand.
Dilaya: Geef eens een voorbeeld.
Hans: Geluk en ongeluk. Groente en fruit. Aap en mens. Dokter en patiënt. Gezond en ziek. Zinvol en zinloos. Zwart en blank. Binnen en buiten. Subject en object. Het relatieve en het absolute. Vriend en vijand. Kind en volwassene.
Lichaam en geest. Mijn en dijn. Oorlog en vrede. Feit en theorie. Lijden en vreugde. Leugen en waarheid. Goed en kwaad. Autochtoon en allochtoon. Lust en liefde. Liefde en haat. Ziekte en gezondheid. Validiteit en invaliditeit.
Aards en hemels. Werelds en spiritueel. Normaal en gek. Concreet en abstract. Hoofd en hart. Illusie en werkelijkheid. Stoel en tafel. Plafond en vloer. Leerling en meester. Essentie en bijzaak. Vroeger, nu en later.
Dilaya: Ik heb daar allemaal geen moeite mee hoor. Misschien kijk je niet goed?
Hans: Misschien kijk ik te goed?
Dilaya: Misschien moet je er harder op studeren?
Hans: Juist niet. Woorden werken alleen in volle vlucht. Haal de vaart eruit en ze storten neer. Van een dode vogel snap je niet hoe die ooit kon vliegen.
Dilaya: Al eens een woordenboek geraadpleegd, een encyclopedie?
Hans: Al te vaak. Wat blijkt? Woorden verwijzen naar woorden, lemma’s naar lemma’s, kennis naar kennis, complexer dan je ooit kunt bevatten, meer dan je ooit kunt onthouden. Begrippen blijken zeepbellen, theorieën kaartenhuizen, visies oogkleppen, geboden schoten in het duister, leefregels slagen in de lucht. Niets staat op zichzelf, alles loopt in elkaar over.
Dilaya: Wat als alles in elkaar overloopt?
Hans: Dan wordt het lastig om gedachten en gevoelens die op hardgebakken onderscheidingen berusten serieus te nemen. Om de mensen die er heilig in geloven serieus te nemen.
Dan kijk je meer naar de overeenkomsten dan naar de verschillen. Meer naar de afhankelijkheden, de interacties, de samenhang. Meer naar de variaties, de tussenvormen, de overgangsgebieden, de uitsparingen, de marges, de spaties.
Dan moet je lachen om je vroegere naïviteit, om wat je ooit allemaal heilig geloofde. Dat alle zelfstandige naamwoorden corresponderen met zelfstandige zaken. Dat de categorieën van je verstand de categorieën van de werkelijkheid zijn. Dat dingen en wezens op zichzelf staan, in en uit zichzelf begrepen kunnen worden, los van alle andere dingen en wezens. Dat alles benoembaar, verklaarbaar, voorspelbaar, maakbaar, beheersbaar is.
Dan loop je de hele dag je schouders op te halen, en je mondhoeken:
Ego of zelf? Hihi.
Soto of rinzai? Banzai.
Weten of niet-weten? Tja.
Lekker of vies? Lekker vies.
Atman of anatman? Batman.
Hinayana of mahayana? Benenwagen.
Oorzakelijkheid of afhankelijk ontstaan? Mwah.
Nul, één, niet-twee of twee? Ik tel niet meer mee.
Theïsme of atheïsme? God, daar vraag je me wat.
Beeldentuin of beeldenstorm? Stelletje sokkels.
Iemand hier of niemand hier? Mij niet gezien.
Spontaan of gemaakt? Spontaan gemaakt.
Vrije wil of onvrije wil? Kikker in je bil.
Vorm of leegte? Vinger in je gat.
Spreken of zwijgen? Sprijgen.
Goed of kwaad? Sesamzaad.
Dilaya: Dat ruimt lekker op.
Hans: Je moest eens weten.

