Ik ben soeverein, ben jij het ook dan ben ik soevereiner dan jij.
Geen land zonder wet, geen wet zonder tekst. Een monster van een tekst is de wet, zeker als je de jurisprudentie meetelt, verspreidt over vele boeken in gewichtige, verouderde taal. Daarin staat precies, of zo precies mogelijk, wat je allemaal wel en niet moet en mag.
Iedere staatsburger, van autochtoon tot immigrant, van analfabeet tot dyslecticus, van jongvolwassene tot hoogbejaarde, wordt geacht de wet te kennen, hihi, en zich eraan te houden, haha. Overtreedt hij de wet, dan kan hij worden aangeklaagd, voorgeleid, veroordeeld, bestraft. Onwetendheid is geen excuus, al is ze op zich niet strafbaar.
Je zou denken dat mensen hun hoofd en handen vol hebben aan de wet, maar dat hebben ze niet. De wet is slechts het deksel op de put, het schuim op de prut. Naast het staatsburgerschap maakt iedereen deel uit van vele vluchtige en vaste groepen, en iedere groep heeft zijn eigen geschreven en ongeschreven regels.
Is dat niet genoeg, en voor miljarden soortgenoten is het dat niet, dan kun je je onverzadigbare honger naar regels stillen met voorschriften uit het christendom, het jodendom, de islam, het boeddhisme, het hindoeïsme en talloze kleinere religies en leerstelsels.
Alle regels zijn bedacht door, of naar eigen zeggen geopenbaard aan, individuen van het onbegrijpelijke volkje dat zichzelf Homo sapiens sapiens heeft genoemd, de wijste onder de wijze mensapen, hihi, haha.
Met regels reguleren we onszelf: Homo autocraticus.
Met regels reguleren we elkaar: Homo allocraticus.
De mens als regelaar: Homo bureaucraticus.
Regels maken het leven makkelijker of ze maken het leven moeilijker of ze maken het leven makkelijker én moeilijker in hetzelfde opzicht of in verschillende opzichten. Wat je er ook van vindt, zonder regels gaat het niet. Zelfs anarchisten ontkomen er niet aan: die verbieden iedere vorm van centraal gezag.
Algemeen gesproken ben ik niet voor of tegen wetten, regels, voorschriften. Er is evenveel te zeggen voor en tegen regulering als voor en tegen deregulering. Ik zie de voordelen én de nadelen van regels. Ik zie hoe ze beschermen én verstikken, bevrijden én onderdrukken, geweld voorkomen én institutionaliseren. Hier is het kind het badwater, ik zou niet weten wat ik moest weggooien, als ik er iets over te zeggen had. Het doet er ook niet toe; er zijn nu eenmaal regels, er komen nieuwe bij, oude vallen weg, niets aan te doen. Je houdt je eraan of je overtreedt ze of beide. Ze maken je boos of blij of allebei.
Ik zou best een metamaxime willen hebben, een regel voor de omgang met regels. Zoals pyrronisten zich voor hun gemoedsrust aan de regels houden, wat ze er ook van vinden, en pubers ze voor hun gemoedsrust overtreden, wat ze er ook van vinden. Zo’n metamaxime heb ik niet. Nee, dat lieg ik, wat mag, heb ik begrepen, mits je het eerlijk toegeeft of doet alsof. Ik heb er zelfs twee, hier komen ze (tromgeroffel).
Ik vind ten eerste dat anderen niet moeilijk moeten doen over regels die mij in mijn vrijheid beperken, ten tweede dat zij zich aan de regels moeten houden of die uit zichzelf moeten overtreden wanneer het mij tot voordeel strekt. Dat het stoplicht voor mij altijd groen is, bedoel ik, ook als het rood is. Dat het voor jou altijd rood is, ook als het groen is, tot ik voorbij ben. Simpel toch? Ik ben soeverein. Ben jij het ook, dan ben ik soevereiner dan jij.
Ik denk dat bijna iedereen zich in dit Universele Soevereiniteitsbeginsel kan vinden. Daarom werkt het niet.
