Waarom het lam Gods moest sterven.
Terwijl we in de berm van de weg naar Judea liggen uit te rusten, komt er een Samaritaan langs met een lam in zijn armen. Meester Nebbisj begint te grijnzen, komt half overeind, wijst naar het lam en zegt likkebaardend: dat zou mij wel smaken!
We springen op, nemen het lam in beslag, snijden het de hals door, braden het boven een vuur en richten een feestmaal aan. Nadat we gegeten en gedronken hebben, neemt meester Nebbisj het woord.
Vrienden, het lot van het lam was niet in handen van het lam, want tegen de Samaritaan kon het niets uitrichten.
Het lot van het lam was niet in handen van de Samaritaan, want tegen ons was hij niet opgewassen.
Het lot van het lam was niet in mijn handen, want ik ben niet van mijn plaats geweest.
Het lot van het lam was niet in uw handen, want zonder mij zou u niets begonnen zijn.
Het lot van het lam was niet in mensenhanden, want het lam heeft ongevraagd mijn eetlust opgewekt.
Het schaap heeft ongevraagd het lam gebaard.
Het gras heeft ongevraagd het schaap gevoed.
Het land heeft ongevraagd het gras gevoed.
De zon heeft ongevraagd het land verlicht.
Het lot van het lam was niet in handen van de wereld, want de wereld heeft geen handen, al zou er zonder wereld geen lot zijn.
Het lot van het lam was niet in handen van het lot, want lot is een woord, geen God.
Het lot van het lam was niet in handen van God, want God heeft Zijn wil vrijwillig overgedragen aan mens en dier, hoe is hun wreedheid anders te verklaren.
Nu dan. Zoek voor uzelf een plaats in uw innerlijk vuur en –
(Bewaard gebleven fragment van het Leegte-evangelie.)