Deel 4 van een 7-delig dwaalgesprek over niets.
Nadia: Waarom zegt Meister Eckhart: “Je moet aan jouw jij-zijn ontzinken en in zijn hij-zijn wegvloeien, en jouw ‘jij’ moet in zijn ‘hij’ een ‘mijn’ worden”?
Hans: Wat zegt hij daar volgens jou?
Nadia: Dat ik Hem moet worden?
Hans: Wat is Hij?
Nadia: Zonder denkbeelden of begrippen, bedoel je?
Hans: Dat was het idee.
Nadia: Het volstrekt onbekende maar weer.
Hans: Wat is het verschil tussen het volstrekt onbekende dat God heet en het volstrekt onbekende dat Nadia heet?
Nadia: Geen verschil. Ze zijn identiek.
Hans: Hoe weet je dat, als ze beide volstrekt onbekend zijn?
Nadia: O. Dat weet je niet.
Hans: Wat is de overeenkomst tussen het volstrekt onbekende en het volstrekt onbekende?
Nadia: Dat weet je dan ook niet.
Hans: Twee onbekende grootheden en geen idee van de overeenkomsten en de verschillen.
Nadia: Lekker vaag.
Hans: Vager kan haast niet.
Nadia: Godzijdank.
Hans: Maar het is nog steeds teveel gezegd.
Nadia: Dat meen je niet.
Hans: Het volstrekt onbekende is opnieuw een denkbeeld. Je hebt het over een object, iets met vaste eigenschappen. En indirect over een subject dat het object in kwestie niet zou kunnen kennen.
Nadia: Welke eigenschappen bedoel je? Ik zie ze niet.
Hans: Voor het object, zijn en onkenbaarheid. Voor het subject, zijn en onwetendheid.
Nadia: En dat is nog steeds teveel gezegd?
Hans: Als je je van alle beelden en begrippen wil ontdoen wel.
Nadia: Er is geen object en geen subject, wou je zeggen. Geen God en geen ik.
Hans: Dat is nog steeds teveel gezegd.
Nadia: Wat moet ik dan zeggen?
Hans: Moet je dan wat zeggen?
Nadia: Bedoel je dat je niets moet zeggen?
Hans: Dat is ook zo nietszeggend.
Nadia: Wat zou jij zeggen?
Hans: Tja.
Nadia: Nou?
Hans: Dat was het al.
Nadia: Een nederig tussenwerpsel.
Hans: Het hoogste lied.